Categoriearchief: 2011: Via de la Plata

Via de La Plata

Het is alweer langer dan een maand geleden dat ik in Santiago de Compostela ben aangekomen. De kruitdampen zijn inmiddels weer opgetrokken en het leven herneemt weer zijn normale gang. Het is zoals het is, maar ik heb nog wel een beetje ‘heimwee’ naar die mooie weken. Want dat waren het in ieder geval.
Maar ja, thuisgekomen zit er toch niets anders op dan je rugzak weer opruimen. Tenminste, zo zou het moeten. Maar eerlijk gezegd staat hij er nog steeds. Ik heb het wasgoed er natuurlijk wel uitgehaald, maar verder staat hij als het ware nog klaar om weer te vertrekken. Niet dat ik dat doe natuurlijk, je moet verstandig zijn.

Die rugzak is voor mij gedurende nu vijf camino’s naar Santiago een symbool geworden. Daar zit alles in dat echt nodig is. En hoewel hij best zwaar kan zijn, voelt het gewoon lekker op mijn rug. Wat zou Freud daarvan zeggen?

Kortom, het was weer een geweldige ervaring. En het leuke is dat elke tocht weer zo heel anders is. Niet alleen omdat de routes allemaal verschillend zijn natuurlijk. Maar op deze laatste camino, de Via de la Plata, was de sfeer weer heel anders dan bijvoorbeeld op de Camino Frances. Er waren veel minder refugio’s, dus je ziet elke avond weer dezelfde mensen met wie je dan toch een soort band opbouwt. Deze route was ook minder ‘spiritueel’, als ik het zo mag zeggen. Je komt Santiago pas echt tegen als je in Galicië bent. Voor die tijd, vanaf Sevilla, zijn het vooral de Romeinen die hun sporen hebben achtergelaten.

Als je de Camino Frances loopt, kom je vooral de Middeleeuwen tegen. De meeste verhalen onderweg zijn in die tijd ontstaan. Op de Via de la Plata gaat de geschiedenis veel verder terug. Daar gaat het over de Phoeniciërs, Grieken, Romeinen en Visigoten. En natuurlijk ook over de Moren, die geweldige dingen hebben achtergelaten. Niet alleen in hun bouwwerken, maar ook in de taal en de cultuur.

Om maar niets te vergeten (hoe zou ik dat kunnen) ben ik weer een film aan het monteren. In de komende tijd zal ik daarvan weer korte stukken op internet zetten. Op de startpagina van deze site zie je een link naar EveryTrail. Daar staat de hele route al op een kaart. Van tijd tot tijd zal ik daar stukjes film bij zetten, zodat het een geheel wordt. Ik hoop dat jullie daar ook met plezier naar zullen kijken.

In ieder geval iedereen ontzettend bedankt voor alle reacties en commentaar. Het is altijd weer leuk te merken dat zoveel mensen die dagelijkse stukjes lezen.

Of er nog een volgende camino komt………?
Ik weet dat echt nog niet. Ik heb dit jaar met heel veel genoegen en nagenoeg zonder problemen gelopen. Maar ja, hoe dat volgend jaar zal zijn? De camino heeft mij geleerd niet teveel vooruit te kijken. Mireille Verplancke uit Gent had in 2006 al als motto op de camino: ‘loslaten en toelaten’. En zo is het in Zaandam ook……. denk ik.

Dus voor iedereen, wandelaar of geen wandelaar, pelgrim of geen pelgrim…… BUEN CAMINO

Pelgrim Theo

De laatste etappe van mijn vijfde camino

De eigenaresse van het hostal in Ponte de Ulla spreekt goed Duits omdat zij in Duitsland gewoond heeft. Zij vertelde hoe het dorp veranderd is door de aanleg van een autoweg en de bouw van een heel hoog viaduct voor de TGV naar Madrid over het dal.

Daarna ben ik op pad gegaan voor de allerlaatste etappe naar Santiago. Dat geeft toch een wat vreemd gevoel. Ik ben blij dat Gery er is en dat alles toch eigenlijk heel goed is verlopen. Maar ja, het is wel weer zo goed als voorbij.
Het weer past daarbij, grijs en nevelig. Vijf km na vertrek ben ik nog even binnengelopen in de albergue van Santaguino, een heel mooi en modern gebouw met een restaurant op loopafstand. Dus het verhaal dat er niets te krijgen of te kopen is, valt wel mee.

Daarna is het eigenlijk rechttoe rechtaan naar Santiago lopen. Het was maar 22 km vandaag. Door eucalyptusbossen natuurlijk en door gehuchten, echt zoals Galicië is.

Om half twee loop ik het plein voor de kathedraal op. Toch weer een emotioneel moment en ik had me nog wel zo voorgenomen het nu nuchter te beleven. Het was immers al de vijfde keer. Toch schoot er weer een brok in mijn keel toen Gery ineens opdook. Je bent dan toch een aantal weken op pad geweest naar dit doel en als het dan zover is, beleef ik dat toch als een goed moment.

Toch ook even stiekem gekeken of Jacobus op de kerk even goedkeurend knikte. Volgens mij was het zo……
Want zoals je het voelt, zo is het!

St Jacob

30-5-2011: Het thuisfront

Zo, moeder is gearriveerd in Santiago. De reis is goed gegaan, alleen moet je er wel aan wennen dat op de Spaanse autoweg niets is, zelfs geen plekje waar je gewoon even kunt stoppen. Als je moet tanken of iets wilt eten of drinken, moet je de weg af naar een plaats die in de buurt ligt. Op de autoweg staat wel keurig aangegeven met een bord dat in die plaats van alles is: tankstation, restaurant, hotel, enz., maar als je er bent, moet je verder maar zien hoe je die zaken vindt, want vervolgens staat er niets meer aangegeven.

Maar goed, in Santiago is alles nog zoals het hoort en het wachten is nu op de aankomst van Theo, vanmiddag om een uur of twee.

Duitsers zijn overal

Gps-web Zo, op zondagmorgen met heel mooi weer ging ik na een goed ontbijt weer op pad. Ik had even wat moeite om de weg te vinden naar de route, maar met behulp van de GPS van Marnix heb ik mijn weg weer gevonden. In Bandeira heb ik even koffie gedronken en nog een heerlijke zumma de naranja natural gescoord. Dat is vers uitgeperst sinaasappelsap en dat drink je nergens zo lekker als in Spanje. Daarvoor alleen al zou je een camino lopen….

Daarna werd het weer steeds dreigender en wilde ik toch wel ergens onder dak zijn. Aan een groep padvinders heb ik gevraagd waar het dichtstbijzijnde hostal te vinden was (schande natuurlijk, want zij liepen met hun tentjes te zeulen). Dat was gelukkig op de route in Ponte Ulla.
Toen ik daar net binnen was, begon het te regenen. Het hostal is duidelijk bekend bij de pelgrims, want er zijn ook Duitsers (die zijn overal trouwens), een Fransman en een Nederlander uit Teteringen. Gelukkig heeft het hostal ook een restaurant, want verder is er niets te eten in Ponte Ulla.

Een uur lopen zonder een meter winst

Na een heel koude nacht ben ik vroeg uit Castro Dozon vertrokken zonder ontbijt, maar met een halve liter drinkyoghurt, dus toch wat in de maag. De eerste kilometers waren langs een mooie autoweg zonder auto’s. Het was zaterdagmorgen en er was nauwelijks verkeer te bekennen. Dan ga je toch wat minder oplettend lopen, denk ik, met als gevolg dat ik minstens 2 km verkeerd gelopen ben. In eerste instantie denk je: “Het duurt wel lang voor ik weer gele pijlen zie”. Daarna kijk je nog eens in je gidsje en denkt dat het wel goed zit. Maar uiteindelijk moet je toch voor jezelf bekennen dat het niet goed zit en dat je terug moet. En dat is erg, want ik moest toen weer klimmen wat ik eerst gedaald was. Een uur gelopen zonder een meter winst.

Maar goed, toen ik de weg weer te pakken had ging het van een leien dakje. Mooi weer en snel een bar met koffie daarna. Alhoewel er steeds weer een stukje langs de autoweg liep, was het toch wel een mooie route met op het laatst nog een schitterende Romeinse brug over een riviertje met een mooie waterval. Dat verwacht je niet zo dicht bij een verkeersweg.

Nu ben ik in Sidella en dat is een saaie stad. Eigenlijk heb ik daar niets gezien wat me opviel. Ik heb wel gegeten in een restaurant waar de voetbalfinale Manchester – Barcelona gespeeld werd. Dat was wel leuk. De tent zat natuurlijk vol met Spanjaarden die eigenlijk niet heel erg voor Barcelona waren, maar ja, je moet toch kiezen. Aan de tafel voor me zaten dames voor me die bij het eerste doelpunt van Barcelona een T-shirt aantrokken van Barcelona. Toen Manchester daarna een doelpunt maakte, trokken ze het weer uit. Maar uiteindelijk kwam het toch allemaal weer goed voor ze.
Ik heb trouwens onderwijl toch goed gegeten, hoor.

Een herberg met zwembad

Vanmorgen ben ik om zeven uur opgestaan om weer op weg te gaan. Toen had ik nog geen ontbijt natuurlijk, maar dat had ik wel na 9 km in Ocera. En wat voor ontbijt! Een grote beker koffie met melk, geroosterd brood met zelfgemaakte jam en zelfgemaakte honing. Een grote pot met daarbij de woorden: “Eet maar flink, hoor, het is gezond!” Dat heb ik me natuurlijk geen twee keer laten zeggen en het was zo lekker dat ik vroeg of ik nog een ontbijt kon krijgen. Toen was het ijs helemaal gebroken en aangezien ik het klooster wilde bezoeken, beloofde ze me te waarschuwen. Want de volgende bezichtiging was om elf uur en als er niemand is, lopen ze weer weg.

Dat deed ze dus ook keurig en inderdaad was ik in het begin de enige bezoeker. Het meisje dat de rondleidster was, zei verschrikt: “O, u bent buitenlander, uit welk land?” Toen ik zei dat ik uit Nederland kwam, was het nog erger, want ja, ze sprak echt geen Nederlands. Ik vroeg of ze wel Engels sprak. Ja, dat had ze wel geleerd, maar ze sprak het niet. Dat hebben ze hier allemaal, ze hebben bijna allemaal Engels geleerd, maar ze durven het niet te gebruiken. Nou, ze moest wel, dus ze begon dapper in het Engels en deed het prima. Tot er halverwege een paar Spaanse dames bij kwamen, toen raakte ze compleet in de war. Ik zei: “Doe het maar in het Spaans, als ik vragen heb, stel ik die wel”. Dat was een opluchting en af en toe verstond ik er best iets van. Er was een ruimte in het klooster waar op het plafond allemaal namen stonden in de stenen en volgens mij vertelde ze dat dat grafzerken waren, die ze nuttig gebruikt hadden. Toen ik vroeg of ik dit goed begrepen had, zei ze opgetogen: “O, maar u spreekt ook Spaans!” En ook de Spaanse dames barstten in gejuich uit.

Het is een mooi klooster en het is gesticht door een Duitser die de camino had gelopen. Op de terugweg naar huis is hij daar gebleven en heeft het klooster gesticht. Hij is nooit meer naar Duitsland teruggekeerd en later heilig verklaard, omdat hij net als Mozes op een steen had geslagen en toen is daar water uit gekomen.

Na mijn bezoek aan het klooster heb ik nog 11 km over een beetje moeilijk pad gelopen met veel rollende stenen. Nu zit ik in Castro Dozon in een herberg met een zwembad zelfs. Dat is me nog nooit overkomen. Vanmiddag is het wel lekker warm geworden, maar vanochtend was het zo koud dat ik een jas heb aan gedaan.

O ja, hier zijn ook twee broers uit België, die ik mijn probleem van de draaiende molens heb voorgelegd. Ik zei dat ik speciaal deze camino was gaan lopen omdat Don Quichot hier tegen windmolens had gevochten, maar dat ik tot nu toe geen enkele molen had gezien. Zij vroegen zich af of het nou belangrijk was welke kant de wieken op draaien. “Absoluut onbelangrijk”, zei ik, “maar ik wil het gewoon weten”. Het gevolg was dat ze zich eveneens over dit probleem bogen, want: “Je kunt beter hierover nadenken dan over je belasting”.

Over drie rivieren

Gery zit in een hotel met internet en kan dus de website bijwerken.
Vanmorgen heb ik op mijn gemak ontbeten met een luxe ontbijt, kan ik wel zeggen. Maar ja, toen ging ik pas om acht uur weg en was dus weer de laatste. Eerst de stad uit en toen ging het meteen steil omhoog, heel steil zelfs. Ik stak vandaag drie rivieren over die in Portugal uitkomen en die ik dus vorig jaar ook ben overgestoken: de Douro, de Taag en de Minho. Nu ben ik echt in Galicië.
Kastelen hebben ze hier niet, ik denk dat dat komt omdat ze nooit zelfstandig zijn geweest, maar altijd overheerst door anderen.

Ik zit nu in Cea in een hele mooie refugio. Het is een authentieke Galicische boerderij. Meestal betekent ‘authentiek’ ook een beetje smoezelig, maar hier is het keurig schoon ook nog.
Er is een soort balkon, waar nu mijn wasje te drogen hangt en daarop staat ook een horreos: een soort stenen of houten optrekje op palen, waarin de mais bewaard wordt. Claudine is hier ook en een van de Koreanen, dus ik ben vanavond niet alleen.

Middenin het dorp staat wel een soort kerktoren, maar zonder kerk erbij en er staat ook geen kruis op. De toren staat op vier poten en daaronder bevindt zich een bron, waar alle inwoners hun drinkwater komen halen. Het leidingwater wordt alleen gebruikt voor de schoonmaak en de was. Er is wel een kerk, maar die is wel 5 km buiten het dorp, waarom dat is weet ik ook niet.
Morgen ga ik een omweg van 9 km maken omdat ik een Cisterciënzer klooster wil bezoeken, dat erg mooi schijnt te zijn. Ik hoop dat ik een rondleiding krijg. Je kunt er ook slapen, maar dat ga ik niet doen, ik loop nog even door. Het kan nu nog tenslotte.

Wat krijgen we nou?

Ja, eigenlijk heb ik vandaag niet veel te vertellen. Gek is dat, eigenlijk is een vrije dag helemaal niet zo fijn. Je bent zo gewend om te gaan lopen en nu loop je voor je gevoel een beetje doelloos in het rond.

Gisteravond heb ik aan de receptioniste van het hotel gevraagd naar een restaurant. Ze mocht eigenlijk geen adres geven, want het is uiteraard de bedoeling dat je in het restaurant van het hotel gaat eten, maar toen ik zei dat ik dat ’s middags al gedaan had, kreeg ik toch stiekem een adres. Ik moet zeggen, een prima adres, want ik heb er heerlijk gegeten.

Verder heb ik de kerk bekeken. Die lijkt wel wat op die van Santiago, ik heb het idee dat hier net zo’n soort rivaliteit is als tussen Amsterdam en Rotterdam. Wat de een heeft, moet de ander dus mooier hebben.
Maar vooral het portaal van de kerk is erg mooi.

En ik ging met het treintje naar de warmwaterbaden. In dat treintje zaten welgeteld ook nog zes andere pelgrims. Dus ik zei: “Wat krijgen we nou? Wordt hier niet meer gelopen?” Nou nee, iedereen was erg tevreden om zittend de stad te bekijken. Niet dat het treinreisje erg veel te zien gaf en er was ook geen commentaar bij, zodat je niet wist waar je aan voorbij reed.

Maar de warmwaterbaden zijn wel leuk om eens te zien. Het water is tussen 60 en 65 graden, de stoom komt eraf. Het was 32 graden, dus waarom je dan met je voeten in warm water moet zitten is me een raadsel, maar vooral oude mensen doen dat toch.

Het was vandaag dan wel mooi weer, maar nu is er een verschrikkelijke onweersbui en morgen schijnt het wel 10 graden kouder te worden. Het schijnt ook wel erg warm te zijn in deze streek voor de tijd van het jaar. Van mij mag het wel warm blijven, maar Gery juichte. Die zit niet op warm weer hier te wachten.
Morgen gelukkig weer lopen…

25-5-2011: Het thuisfront

Hier even een berichtje van het thuisfront. De camino van Theo is al bijna weer voorbij.
Morgenmiddag vertrek ik met de auto om hem op te gaan halen. Ik heb ruim de tijd genomen, omdat ik geen zin heb om me het ongans te rijden. Ik wil niet zo vroeg ’s morgens vertrekken, tussen de middag een poosje stoppen en ’s avonds niet te laat weer ophouden.
Theo komt pas maandagmiddag aan, dus ik heb alle tijd.
De berichten op de website zullen dus wel enige vertraging oplopen, want ik weet niet of ik overal een computer kan vinden en of ik dan nog zin heb er iets op te zetten. Maar dat houden jullie dan wel te goed.
Ik weet ook niet precies wanneer we terugkomen. Misschien gaat Theo nog door naar Fisterra, misschien ook niet en de terugreis willen we ook kalm aan doen, zodat Theo weer een beetje kan wennen aan het ‘gewone’, dagelijkse leven.

Dus lieve mensen, bedankt voor jullie belangstelling, het was weer erg leuk om jullie reacties te lezen.
Tot gauw!!
Gery

Ourense

Vanmorgen ben ik in alle rust opgestaan en ontbeten. Ik had niet zo’n haast vandaag. Ik vertrok dan ook pas om acht uur en daarom heb ik onderweg niemand van mijn medepelgrims gezien. Die liepen allemaal voor me uit.
In het begin waren er een paar lastige stukken met veel losse stenen, maar daarna was het een keurige asfaltweg die naar beneden liep. Niet te steil, dus dat liep lekker.

Het is goed te merken dat ik nu weer in Galicië ben. Het grote verschil met Andalusië is wel, dat in je in Andalusië hele stukken liep waar echt helemaal niets was, zelfs niet aan de horizon en dat er nu wel weer elke 5 km een dorp is of iets wat daarvoor door moet gaan. Nu zie ik in de verte altijd wel een huis of toren. Dat is echt opvallend. Het heeft allebei zijn charme. Voordeel is nu wel, dat ik onderweg weer ergens kan koffiedrinken of iets eten.

In Ourense kwam ik eerst voorbij twee hotels zonder een enkele ster, maar die zagen er zo armoedig uit, dat ik daar geen zin in had. Tenslotte blijf ik hier twee nachten, dus een beetje comfort mag ik wel hebben. Nu kwam ik voorbij dit hotel, dat echt midden in de stad ligt en er goed uitzag. Goed, blijkt dit dus een viersterrenhotel te zijn. Ja, ’t is hollen of stilstaan met mij. Ik werd met egards ontvangen en het feit dat ik al 900 km heb gelopen maakt in zo’n hotel natuurlijk nog indruk. De meeste gasten komen uiteraard per auto.

Ik heb heerlijk gegeten. Buiten op een terras met een verrukkelijke salade, lekker stuk vlees, fruit toe en overgoten met een halve fles fantastische Rioja. Ja, een mens moet zijn vochtgehalte toch op peil houden, nietwaar? Nu hoor ik jullie mompelen dat dat ook met water kan. Dat heb ik voorzien, dus ik heb ook een fles water gedronken, hoor. Maar als je me nu vraagt wat lekkerder is, weet ik het wel.

Ik heb verder nog niets van de stad gezien, daar heb ik morgen de hele dag de tijd voor. Na het eten heb ik gewoon lui een dutje gedaan. Lekker, hoor!
Nu is het bijna zes uur, dus de middag begint. Ik ga mijn wasje doen en dan naar buiten om naar de ‘parade’ te kijken. Dat blijft leuk om te zien. Zo tegen een uur of zes komt iedereen zijn huis uit, keurig gekleed en dan gaan ze met zijn allen over straat lopen. Hier in de stad gebeurt dat, maar ook in de meest petieterige dorpjes.

Ik heb nog een paar dagen te gaan, maar merk dat ik al een beetje aan het afscheid nemen ben. Het einde komt angstwekkend dichtbij……..

Een onrustige nacht

De Pool op onze kamer heeft inderdaad verschrikkelijk gesnurkt, niet normaal gewoon. Tot overmaat van ramp ging een van de Koreanen toen ook nog in zijn slaap liggen praten. Ik zag de een na de ander met zijn kussen onder zijn arm uit de kamer verdwijnen en uiteindelijk heb ik ook mijn matras en deken gepakt en ben op de gang gaan slapen. Nou was dat ook geen onverdeeld genoegen, want bij elke beweging ging het licht aan. De anderen hadden een bank veroverd in de zitkamer, maar ook daar ging het licht aan bij elke beweging. Kortom, de enige twee die voortreffelijk geslapen hebben, zijn de Pool zelf en de Koreaan.

Om zes uur was ik daarom al uit bed en voor zevenen al op weg. Eerst zijn we naar het dorp gelopen om de sleutel weer weg te brengen, toen naar de bar om te ontbijten. Die was nog dicht, dus dan maar gaan wandelen. De eerste 4 km gingen over de asfaltweg, dus dat liep gemakkelijk.
Maar toen werden we door de gele pijlen de bergen in gejaagd en dat stuk was ontzettend zwaar. Drie uur lang over rollende stenen en rotsblokken en dan ook nog klimmen van 600 naar 1100 meter, ik geef het je te doen. Het was nog niet zo zwaar als in de Pyreneeën, maar het kwam er wel dichtbij. Gelukkig werden we boven op de berg beloond met een wondermooi uitzicht.

Daarna ging het naar beneden tot we gelukkig een bar vonden. Toen we binnenkwamen kreeg iedereen een viltstift en een Jakobsschelp. Op de Jakobsschelp moest je je naam en de datum zetten. De barman hing die vervolgens op. De hele bar hangt dus propvol met Jakobsschelpen met namen en data, ze zitten zelfs tegen het plafond. Erg leuk, alleen de Fransen vroegen zich natuurlijk meteen af wie alle inhoud opgegeten had.

Schelpenbar-web

Het was een mooie route, alleen werd het wel erg warm. In Vilar de Barrio hebben we iets gegeten. Ik had geen zin om daar te stoppen, dan zit je weer een hele middag te niksen, want er is niets te zien daar. Dus ben ik maar weer verder gekuierd tot Xunqueira de Ambia. Eerst kwam ik terecht in de albergue, daar was nog een bed voor mij. Toen ik ging betalen, heb ik gevraagd of er ergens een hotel was, want ik wil niet het risico lopen vannacht weer uit de slaap gehouden te worden. Er was geen hotel, maar wel een Bed & Breakfast. Die heeft ze gebeld en die zijn me na een half uurtje op komen halen, dus ik hoefde niet eens meer te lopen.

Om half acht ga ik eerst naar de mis en de Bed & Breakfast zit naast het restaurant waar alle pelgrims vanavond eten, dus ik zit niet alleen, maar… ik slaap vannacht wel alleen!!

Het begint al erg op te schieten. Ik heb het uitgerekend, morgen ga ik tot Ourense en daar blijf ik een dag en als alles goed gaat, sta ik over precies een week weer op het plein voor de kathedraal in Santiago de Compostela. Gery begint al aanstalten te maken, zij wil met de auto komen en er drie dagen over doen en dan kunnen we daarna op ons gemak samen de terugreis doen en missschien een paar dagen ergens blijven als we iets leuks tegenkomen.
Op die manier kan ik vast weer een beetje aan het ‘gewone’ leven wennen.

Het wordt weer een echte club

Jazeker, pelgrim Theo, de ouwe baas, heeft vandaag een fors eind gelopen, meer dan 35 km. Om zeven uur stond deze jongen alweer buiten, in de ijzige koude en een dikke mist. Dat jullie niet denken dat het elke dag maar zonneschijn rondom is, zie je. Het was echt steenkoud en dat duurde bijna drie uur. Ik bedoel maar, dan lees ik in mijn gids dat ik een prachtige route loop met mooie uitzichten en weet ik wat allemaal meer, maar ik zie alleen maar mist. Het enige voordeel was dat de route bestraat was, zo liep je tenminste wel goed, anders zou je nog verdwalen ook.

Zo, genoeg geklaagd, want na ruim tweeëneenhalf uur, brak de zon door. Ineens was het weer warm en kon ik eindelijk zien waar ik nou eigenlijk liep. En ik moet zeggen, het klopte wel wat er in mijn gids staat. Het was inderdaad erg mooi, overal bloemen en bloeiende hei, mooie uitzichten met diep beneden me uitzicht op het stuwmeer.

Halverwege belandden we in Campobecerros en daar was zowaar een bar. Het zag er weliswaar niet zo erg schoon uit, maar alle pelgrims stortten zich op de bar. Het was inderdaad niet schoon en de koffie was ook niet best, maar alla, geen gemopper. Na dit oponthoud liepen we weer welgemoed verder en na 200 meter gelopen te hebben, kwamen we….. bij een bar die er erg netjes en schoon uitzag. Maar ja, toen gingen we niet nog een keer koffiedrinken natuurlijk. Het kan wel op, al is het lekker.

Na dit dorp werd het landschap ineens heel anders: veel bossen, we daalden heel ver naar beneden en het was er doodstil. Er heerste absolute stilte, alleen hoorde je soms heel in de verte het ruisen van een watervalletje of beekje, zelfs de wind was gaan liggen. En steeds had je zicht op de valleien beneden je. Voor iemand als ik, die regelmatig door de uiterst platte Wormer wandel, waar je honderd keer opzij moet voor auto’s, motoren en brommers, was het echt heel mooi.

Het laatste stuk ging vrij steil naar beneden en over een asfaltweg. Dat is niet fijn, want dan loop je steeds met knikkende knieën jezelf tegen te houden. En je bent natuurlijk toch niet kakelvers meer na zo’n eind.
Maar goed, Laza wenkte aan de horizon en als je gewoon doorloopt, kom je er vanzelf. Er was geen hostal te bekennen, dus dan maar de albergue. Daarvoor moesten we ons melden in een soort gebouwtje van de BB, Rode Kruis, een soort gezondheidscentrumpje of zo. We werden ingeschreven en kregen toen allemaal een sleutel mee van de kamer. Vervolgens was het nog een eind lopen, maar aan de rand van het sportterrein wachtte ons toen een splinternieuwe albergue. Heel erg mooi en heel erg netjes. Er zijn een stuk of vijf kamers met in elke kamer vier bedden en er is zelfs een apart dames- en herentoilet. We zitten dus op chic.

Albergue-Laza-web albergue van Laza

We vormen zo langzamerhand weer een echte club, omdat je elkaar elke avond weer ziet. Claudine is er weer, het Italiaanse stel en de Engelsman, van wie ik nu ook de naam weet: Michel. Van de Koreanen snap ik niets. Af en toe duikt er ineens weer iemand op, nadat je ze een hele tijd niet gezien hebt. Ook het ruziemakend stel is weer present. Het zijn trouwens geen Duitsers, maar Oostenrijkers uit Tirol. Of ze hebben knetterende ruzie, of het is lachen, gieren, brullen. Ik houd me maar een beetje afzijdig.

Vanavond slaap ik weer met onze snurkende Pool op dezelfde kamer, dus we krijgen weer een nachtconcert!

Ontbijt om twaalf uur

Gisteravond heb ik gegeten met onze Engelsman, van wie ik ook de naam niet weet en de Française, van wie ik inmiddels wel de naam weet. Ze heet Claudine en komt uit La Rochelle. Het eten was gezellig. Ik heb ook nog met een paar Italianen gesproken en ook dat is weer ander volk. Ze kunnen het Spaans wel verstaan, maar doen alsof het een of ander vreemdsoortig dialect is, ‘een boers dialect’. Ze voelen zich ver boven Spanje verheven en vinden dat zij de beschaving hebben gebracht. In Italië zijn ook grote wandelroutes, onder andere van Engeland naar Rome, maar daar vinden ze het te duur.

Vanmorgen om zeven uur liep ik alweer op straat. Eerst ging ik naar beneden, een diep dal in en dan voel je het al aankomen. Als je zo ver naar beneden gaat, moet je ook weer een keer omhoog natuurlijk. En dat klopte, nauwelijks was ik de rivier overgestoken of het ging steil omhoog en dat werd drie uur achter elkaar klimmen. Toen was ik op de top en dit keer was alles zoals het hoort: een prachtig uitzicht en echt bovenop de berg staan. Daar ging ik ook de grens over van Castilië naar Galicië, de laatste provincie op mijn reis. Het enige nadeel was dat er niets te eten of te drinken was.
Dus dan maar weer uit hoger sferen afgedaald naar beneden en na 12 km was er een Spa-hotel, een schitterend hotel even buiten een dorp. Daar kon ik dan eindelijk een lekker ontbijt verorberen, al was het inmiddels twaalf uur geworden. Maar dat geeft niet, want de lunch is toch pas om een uur of twee, dus dan kan je best om twaalf uur nog ontbijten. En het smaakte des te lekkerder, omdat ik er zolang op had moeten wachten. Bovendien sprak het meisje dat bediende een mondje Frans. Ze durfde eigenlijk niet, maar toen ze eenmaal bezig was, ging het best goed.

Heide-web

De rest van de route ging door heidevelden met overal weer schitterende bloemen. De hei bloeide al, maar het is volgens mij wel een ander soort dan bij ons. Het was een prachtig gezicht. En nu zit ik dan in A Gudina. Ik kwam eerst bij een hostal, maar dat zag er zo armoedig uit, dat ik ben doorgelopen naar de albergue. Voordat ik er was, haalde ik Claudine in en toen we bij de albergue kwamen was de Engelsman er ook al, dus iedereen is weer op de bestemming. Er was nog net één bed voor mij. Het is druk, er zijn zo’n vijfentwintig bedden en die zijn allemaal nu al bezet en er moeten nog mensen komen. Dit dorp is iets groter dan de doorsneedorpen, er zijn wel vijf bars, dus we zullen niet van de honger omkomen.

Morgen wordt het weer een lange tocht, we moeten ongeveer 36 km lopen naar de volgende plaats. Dus dat wordt even aanpoten.
Ik moet nu nog ruim 200 km en dan ben ik in Santiago. Waarom gaat het eigenlijk zo snel??

Tapcider

Er was voor vandaag heel veel regen voorspeld, dus ik was van plan om tot Padornelo te lopen bovenop de berg en daar in een hotel te gaan. Het zou vandaag klimmen worden.
Ik vertrok vanochtend gelukkig bij droog weer, dus hup, de berg op. De eerste 12 km was het alleen klimmen geblazen, maar het viel me erg mee. Het ging meestal geleidelijk omhoog met maar af en toe een paar echte ‘colletjes’. Het laatste stuk naar boven liep ik samen met de Française, van wie ik nog steeds de naam niet weet en ik vergeet het steeds te vragen.
En dan zie je weer eens dat je je van veel dingen een verkeerde voorstelling maakt. Ik had gedacht dat ik eindelijk op de top aan zou komen en dan een fraai uitzicht zou hebben of zo. Nou, we hebben er niets van gemerkt, alleen ontdekten we dat we naar beneden liepen en niet meer omhoog. Zo zie je maar weer. In een bar onderweg hebben we een boccadillo gegeten en iets gedronken.
Toen ik bij het hotel kwam, zag ik dat het hotel op een parkeerplaats stond voor vrachtauto’s en verder was er niets in de wijde omtrek. Het was pas één uur en ik zag er tegenop daar de hele middag te moeten zitten.
Ja, wat doe je dan? Je besluit gewoon door te lopen. Tenslotte was het nog steeds droog. In de gids stond dat ik nu een stuk weg zou krijgen dat zelfs bij droog weer bijna altijd onder water staat en ik had niet zo’n zin meer om weer door allerlei beekjes te waden en waarschijnlijk ook nog door de regen, dus ik heb vervolgens 9 km over de gewone weg gelopen. Achteraf gezien was dat ook niet nodig geweest, want ik heb zegge en schrijve één buitje gehad, waarbij ik voor de zekerheid mijn poncho heb aangetrokken, maar eigenlijk was zelfs dat niet nodig.
Ik kreeg vandaag dus de ene wijze les na de andere. Je kunt van alles verwachten, maar het loopt toch allemaal anders dan verwacht. Soms valt het dan mee en ja, soms valt het dan ook tegen.

Nu zit ik in Lubian. Het dorp is niet groot, maar er is wel een winkel en dat is heel wat in dit verlaten deel van Spanje. Er is ook een refugio, maar ik heb gekozen voor een kamer in een pension. Of pension? De baas van de bar verhuurt een paar kamers boven de bar. Ik moet zeggen dat de kamer er mooi uitziet en heel erg schoon is.
Op deze camino lopen nog steeds naar verhouding vrij veel mensen. Niet zoveel als op de Camino Frances uiteraard, maar hoe verder ik naar het noorden kom, hoe drukker het wordt. Er lopen altijd wel mensen honderd meter voor of achter je. En het zal vanaf Ourense nog wel drukker worden, want dan is het ongeveer honderd kilometer voor Santiago, dus dan stromen de Spanjaarden weer in.

Je kunt ook merken dat we hoe langer hoe dichter bij Galicië zijn, de huizen worden ineens anders en rondom de begraafplaatsen zie je weer de muurtjes met punten zoals in Galicië. In de bar beneden zijn uiteraard tapkranen voor de verschillende soorten bier, maar er is ook een tapkraan voor cider. De cider lijkt niet echt op de Franse cider, deze is veel bitterder. Maar je kunt dus een ’tapcidertje’ bestellen en dat kun je verder nergens.

Onze Engelse vriend uit Oxford vertelde dat hij gisteravond in een restaurant bijzonder goed gegeten heeft. Hij had zich netjes aangekleed voor de gelegenheid en zat aan tafel zijn verslag in een boekje te schrijven. Vermoedelijk dacht het personeel toen dat hij een soort controleur was, want alles werd hem aangedragen. Hij kreeg de ene heerlijkheid na de andere aangeboden. Alweer: het is vaak niet wat het lijkt.

Al met al heb ik er vandaag weer 30 km opzitten. Ik had niet zoveel vertrouwen in mijn schoenmaker in Salamanca, maar ten onrechte: de zool zit nog steeds vast onder mijn schoen.
Dus het blijkt maar weer eens: de camino is vertrouwen hebben en gewoon maar zien wat er op je afkomt.
Na deze wijze woorden ga ik nu naar de refugio om even te kijken wie daar vandaag zoal aangekomen zijn.

Hoera, een bad!

Nog even terug naar gisteren. Ik heb me dit keer negatief verbaasd over deze plaats. Toen ik aankwam, zaten er een heleboel vrouwen voor de deur op straat, zoals ze hier veel doen. Ik liep te zoeken naar de albergue, maar de weg wijzen….ho maar. Gisteravond ben ik naar de mis geweest, die werd gewoon afgeraffeld en tien minuten later stond ik weer buiten. Ik heb dit echt nooit eerder meegemaakt, dit was weer een geheel nieuwe ervaring.

In de albergue zat een Pool, die ging gisteravond biddend de mis in en kwam er biddend weer uit. Een echt vrome Pool dus. Vannacht sliep hij de ‘slaap der gerusten’ en deed dat zo luidruchtig dat de hele albergue ervan daverde. Wat kon die man snurken!! Vanochtend om kwart voor zes was hij wakker, stond op en ging zijn spullen inpakken. Iedereen probeerde nog wat te slapen, de Pool kon in het donker niets zien, had zo’n lamp bij zich, die je op je voorhoofd kunt dragen en vond dat een goed idee om zichzelf bij te lichten. Iedere keer als hij zijn hoofd bewoog, ging er een soort schijnwerper door de zaal.

Nog iets aardigs: Gisteravond kwam een Duits stel zeer luid ruziemakend de albergue binnen, ze scholden elkaar voor alles en nog wat uit. Nou, dat kan natuurlijk altijd gebeuren, dus we keken dat zo’n beetje aan. Op een gegeven moment is de ruzie kennelijk bijgelegd, want vanmorgen lagen ze lepeltje-lepeltje tegen elkaar te kirren. Tot ze opstonden…. toen barstte de ruzie in alle hevigheid weer los. Je beleeft wel een hoop in zo’n albergue dus.

Maar goed, vanmorgen heb ik dit dorp voorgoed verlaten en ik zal er niet meer terugkeren. Geloof het of niet, maar er liep een man zijn hondje uit te laten en zelfs dat hondje deed lelijk tegen me.
Het pad vandaag was ontzettend slecht, omdat het vannacht heel erg hard geregend heeft. Grote plassen, heel veel modder. Het werd dus soppen in het water, vastzuigen in de modder en uitglijden over gladde stenen. Ik meld dit even voor het geval jullie denken dat het leven van een pelgrim alleen maar uit zonneschijn bestaat.
Ik had wel een troost: onderweg kon ik wel twee keer koffiedrinken dit keer. Toen ik de koffie op had en verder ging, kwamen de Française en de Engelsman net aan. Ik dacht dat ze ver voor me uit liepen, maar ze bleken achter me te lopen. Verder heb ik ze niet meer gezien.

De hele dag heeft er regen en slecht weer gedreigd, maar ik ben droog overgekomen. Een boer onderweg zei dat het om één uur zou gaan regenen. Het werd twee uur, maar nu bulkt het weer uit de lucht. Zoals jullie weten, wilde ik een goed hotel. Ongeveer 1,5 km voor Puebla de Sanabria zag ik een hotel, dat er goed uitzag, maar ik wilde toch wat meer in het centrum. En nu leerde ik weer een wijze les, het gaat altijd anders dan volgens je mooie planning. Ik kwam namelijk een paar politieagenten tegen en vroeg hen naar een goed hotel. Eerst dachten ze dat ik een hotel voor pelgrims zocht, maar ik heb ze duidelijk gemaakt dat dat niet de bedoeling was. O, ik wilde een drie- of viersterrenhotel? Nou, ze wisten een prima hotel voor me. Als ik even een kwartiertje rechtdoor liep, kwam ik er vanzelf. Ja, ja.
Ik was even vergeten dat, als een Spanjaard vertelt hoeveel tijd iets kost, hij altijd rekent alsof je met de auto bent. Dus ik liep en liep en liep, heb het kasteel van de stad aan alle kanten gezien en kwam uiteindelijk aan in het hotel, dat………. 4 km buiten de stad ligt!!

Maar het is een mooi hotel en er zit een goed restaurant bij, dus ik heb mijn zin. Een mooie badkamer met ligbad, daar ben ik eerst eens drie kwartier in gaan liggen. Eerlijk gezegd hadden ze het bad niet zo handig ingericht, want als je aan de ene kant ging zitten zat je op de stop van de afvoer en als je aan de andere kant ging zitten, zat je met de kraan in je nek. Maar ik nam dat voor lief, want ik moest en zou natuurlijk in bad.
Het was heerlijk en vannacht slaap ik zonder gesnurk. Misschien met mijn eigen gesnurk, maar dat hoor ik toch niet.

Een onsympathieke plaats

Vanmorgen vertrok ik om kwart over zeven zonder ontbijt, maar met de overtuiging dat er na 3 km een bar zou zijn waar ik ontbijt kon krijgen. Nou, die bar was er ook na 3 km, alleen was hij wel dicht. Het gevolg was dat ik daarna nog 16 km heb moeten lopen zonder eten of drinken (nou ja, alleen water). Nou gaan jullie natuurlijk zeggen dat ik ook iets mee had moeten nemen. En ja, daar hebben jullie ook gelijk in. Alleen, dat had ik nou eenmaal niet gedaan.

Pas om twaalf uur, toen ik in Rionegro was, was er een bar open. Die mensen hebben zich heel erg uitgesloofd om iets lekkers voor me te maken en waren heel erg vriendelijk. Ze zeiden ook dat ik in die plaats in de albergue kon gaan slapen. Die albergue wordt daar sinds de Middeleeuwen door een soort herengilde beheerd. Die hebben dat toen op zich genomen en dat is altijd in dezelfde handen gebleven.
Ik vond het echter nog te vroeg om nu al te stoppen, dus ben toch maar niet naar deze albergue gegaan. Had ik het maar wel gedaan………..

brem-web De laatste 9 km ging ik door een fantastisch landschap, een soort heidegebied. De hei bloeit uiteraard nog niet, maar wel de brem en een soort lavendel en heel veel andere bloemen. Schitterend gewoon.

Ongeveer 2 km voor mijn bestemming van vandaag, de plaats Mombruey, zie ik aan de kant van de weg een hotel. Ik wil vandaag weer in een hotel, maar eigenlijk liever in het centrum, dus ik loop nog even door. In het centrum is een hotel met een bar ernaast en volgens de eigenaar van de bar is het hotel gesloten. Verdere keus is er niet, dus er zit niets anders op dan weer 2 km terug te lopen naar het eerste hotel. Daar aangekomen zegt men dat het hotel vol is. Dus weer 2 km teruggelopen en dan blijft als enige slaapgelegenheid de albergue over. Niets aan te doen.

De albergue is echt verschrikkelijk, zo heb ik ze zelden gezien en ik heb er inmiddels toch heel wat gezien. Er staan elf bedden opgepropt in een ruimte en dan is er één douche voor iedereen en die is zo smerig dat ik er niet met blote voeten in ga staan. Dus vanavond ga ik slapen met de capuchon van mijn slaapzak over mijn hoofd.
Ik geloof trouwens niet dat de beide hotels vol en dicht zijn. De mensen hier zijn niet vriendelijk en dat ben ik in heel Spanje niet tegengekomen. Er was er wel eens eentje niet zo vriendelijk, maar niet allemaal. Kortom, ik vind het gewoon een onsympathieke plaats en ik kom hier nooit meer!!

Zo, dit is gezegd en nu ga ik even de andere kant belichten: mijn medepelgrims zijn wel erg aardig en leuk. Eerst sprak ik met een Française, die al geprobeerd had elders in de omgeving een hotel te zoeken, maar dat is 30 km verderop. Zij vindt het ook vies hier, dus dat is vast gedeelde smart. Bovendien fluisterde ze me in het oor, dat ze met een van de andere pelgrims al eens in een albergue heeft geslapen en dat die zo verschrikkelijk snurkt, dat het de hele nacht door de zaal buldert! Dus dat kan gezellig worden vannacht.

Toen ik even naar de bar in het dorp ging, ontmoette ik een Engelsman uit Oxford en samen hebben wij toen een ‘goed gesprek’ gehad over het feit dat wij, toen we nog werkten, altijd in luxe hotels hebben gebivakkeerd en dat gewoon vonden, dus niet beseft hebben hoe we het hadden getroffen. Nu in onze albergue dromen we van zulke hotels. We hebben er iedere keer nog een schepje bovenop gedaan natuurlijk. Zei de één: “Ja en zo’n mooie douche met warm water en zo lekker schoon”, dan kwam de ander met: “En van die prachtige witte handdoeken, die je niet eens zelf hoeft te wassen”. We hebben vreselijk gelachen. De Engelsman zei vastberaden: “Morgen slaap ik in een hotel, ’t kan me niet schelen wat het kost, ik wil een hotel!!” Hij wist niet of er überhaupt een hotel is in Puebla de Sanaria, de plaats waar we morgen hopen te zijn.

Gery heeft even voor me op internet gekeken en…. hoera, er zijn wel vier hotels, waaronder een parador. Het moet dus goed komen morgen……. morgen gaat deze pelgrim in weelde baden! Alleen eerst nog even 30 km lopen.

Een stevig stuk

Zo, vandaag heb ik het luie zweet er wel uit gelopen, maar liefst 35 km. Grappig, toen ik in het begin een keer 30 km heb gelopen, was ik behoorlijk kapot, nu na 35 km heb ik daar veel minder last van. Ik heb de hele weg alleen gelopen, tot aan Santa Croya de Tera waren er steeds nog pelgrims voor en achter me, maar daarna heb ik niemand meer gezien. De rest is natuurlijk daar gebleven. Maar ik wilde de zaak wat verdelen, morgen ben ik van plan om 26 km te lopen en dan hoop ik in Mombuey weer een hotel te vinden. Soms is het wat lastig, omdat ik 10 of 15 km te weinig vind en dan worden het er dus bijna dertig.

Ik ben de hele dag bang geweest dat het zou gaan regenen en onweren en ik heb ook wel bliksemflitsen en donkere luchten gezien, maar toch is het al die tijd droog gebleven.
Om vijf uur was ik in Calzadilla de Tera. Ik kon de albergue eerst niet vinden, maar zag een meneer op een bankje zitten aan wie ik de weg heb gevraagd. De albergue? O ja, die wist hij wel, hij liep wel even met me mee. Wij liepen dus gezamenlijk richting albergue, toen hij een kennis tegenkwam. Ja, die wist ook wel waar de albergue was en liep ook even mee. Vervolgens kwam er nog een mannetje bij en toen nog één. En zo liep ik als een minister met zijn gevolg door het dorp met vier Spaans-sprekende ouwe mannetjes, waarbij mijn bijdrage tot het gesprek zich beperkte tot: “Si,si”en “No, no”. Bij de albergue aangekomen, moesten ze ook even mee naar binnen natuurlijk, waar de hele gemeente lag te slapen…
Nou, de hele gemeente? Dit is, denk ik, wel de allereenvoudigste albergue die ik in al die jaren ben tegengekomen. Er zijn zes bedden, één douche en verder is er niets. Dus geen keuken, geen plek om ergens te gaan zitten. Het hele gedoe rond albergues en refugio’s ligt nogal ingewikkeld. Aan de ene kant is elke gemeente verplicht onderdak te bieden, aan de andere kant voelen hotels en pensions het als concurrentie, vooral als er veel voorzieningen zijn. Er schijnt zo hier en daar nogal een flinke strijd tussen die beide te bestaan. Wel logisch ook, want hoe de mensen hier hun brood mee moeten verdienen… dat zal echt geen vetpot zijn.
De burgemeester van het dorp is de beheerder van de albergue. Wie het eerst komt en de deur op slot vindt (wat maar zelden het geval schijnt te zijn) haalt de sleutel bij de burgemeester. In de gang staat een busje,waar je een vrijwillige bijdrage in kan stoppen.

Het dorp zelf is ook niet groot, maar er is een bakker en er is een soort kruidenierswinkel, die tegelijk van alles verkoopt. Daar ben ik heen gegaan om iets voor het eten vanavond in te slaan en de juffrouw die in de winkel stond, bleek Frans te kunnen spreken. Ik moest dus iets hebben waarbij ik geen keuken nodig had en binnen de kortste keren had ze voor mij een voedselpakket samengesteld, ik hoefde er zelf niets aan te doen: serranoham, een stuk kaas, vier bekertjes met rijstepap. Vervolgens kreeg ik de opdracht om bij de bakker een brood te gaan halen en werd er door haar een tekeningetje gemaakt hoe ik de bakker kon vinden. Dat is toch aardig?

Van Ton en Suzanne kreeg ik een sms-je dat ze het steentje dat ik in 2006 bij het Cruz de Ferro heb neergelegd, niet konden terugvinden. Dat verbaast me niets, het geeft ook niet, ik weet dat het ergens ligt.

De zon komt nu van links

De refugio was vannacht overvol, er sliepen zelfs mensen in de gangen en op de vloer in het café. Om kwart over zes was iedereen wakker vanmorgen en er werd hard gedraafd door iedereen. Onnodig, want de bar ging pas om kwart over zeven open. De helft vertrok zonder ontbijt, maar ik wist dat er de eerste 20 km niets zou komen, dus heb netjes gewacht. Uiteindelijk was ik de laatste die vertrok.

In mijn gidsje stond dat ik na de Romeinse brug linksaf kon gaan als het mooi weer was, maar rechtdoor moest lopen als het regende. Nou, het was mooi weer, dus ik ben linksaf gegaan na de brug. Dat was een schitterende route, ik heb genoten. Ik liep langs de rivier en door een kloof. Prachtig gewoon. Maar inderdaad moet je daar niet lopen als het regent, want dan worden al die stenen spekglad en loop je de kans je benen te breken. Maar nu was het fantastisch.

Toen ik uit de kloof kwam was er helaas geen enkele pijl meer te vinden. Gelukkig maar, dat ik gisteren terug ben gegaan om mijn gidsje op te halen, want nu redde het mij. Daarin stond namelijk dat ik langs een ruïne moest lopen en ja, die ruïne stond er en toen vond ik de pijlen weer terug. Zo zie je maar, zonder gids verdwaalt de pelgrim.
Daarna volgden weer de lange rechte wegen. Ik nader het einde van het plateau, in de verte zie ik veel hogere heuvels. Vanmorgen was er geen wind, vanmiddag wel, maar nu is hij weer gaan liggen.
Ik ben steeds naar het noorden gelopen, maar nu ben ik linksaf geslagen naar het westen. Vanaf Sevilla heb ik de zon steeds rechts achter mij gehad met als gevolg dat mijn rechterarm bruiner is dan mijn linkerarm. Met mijn linkerhand hield ik steeds mijn stok vast en nu is daar mijn elleboog bruin, de rest niet. Vanaf vandaag komt de zon echter van links, zodat mijn linkerarm nu bij kan kleuren. Ja, een mens gaat op alles letten als hij zo in zijn eentje loopt te wandelen.
Ik loop wel in mijn eentje, maar ik kom wel steeds mensen tegen. Ik kwam vandaag alleen geen bekenden tegen tot het moment dat ik Tabara binnenliep. Toen hoorde ik ineens een luid geschreeuw achter me: dat was een van de Koreanen. Waar de anderen gebleven zijn, weet ik niet, daarover had hij een heel verhaal, waarvan ik niets begreep.
Hij had in de refugio van Zamora zijn oplader vergeten en zijn notitieboekje. Margrit heeft die aan een fietser meegegeven en die was het hem komen brengen, dus hij was opgetogen.

Ik zit hier in Tabara in een hotel. Nou moet je je daar niet te veel van voorstellen. Ik heb een kamer, douche en wc zijn op de gang. Ik ben net wezen douchen en kwam tot de ontdekking dat je precies één minuut warm water hebt, daarna wordt het koud. Ik moest me dus afspoelen onder een koude douche en als het water eerst warm is, lijkt het daarna nog veel kouder. Maar goed, voor dat alles betaal ik ook maar € 16, dus dan valt er niets te mopperen.
Het hotel zit vol met pelgrims, die zal ik straks wel ontmoeten aan tafel. Ik kan al om acht uur eten, alles is hier op pelgrims berekend. Volgens mij is dat het enige dat voor de mensen hier nog wat geld in het laatje brengt.

Veel mensen lopen stevig door, ze draven over de camino. Ze hollen natuurlijk niet echt, maar ze lopen wel 40, 50 km op een dag. Dat is niets voor mij, daar houd ik niet van, ik kom er toch wel. Voor mij is het meer: eigenlijk liever morgen dan vandaag. Toch heb ik nu al ruim 650 km gelopen. De voetjes zijn nog steeds prima, de zool van mijn schoen zit vast, ik heb nog tien sigaren en ik geniet nog steeds van elke dag!

Heen ………. en weer terug

Foto-15-mei-web

Gisteravond heb ik nog een beetje rondgekeuteld en toen ben ik vroeg naar bed gegaan. Dat doet iedereen hier. Ik sliep in een wat luidruchtige omgeving met veel gesnurk, maar ik vrees dat ik ook daaraan meedoe, tenslotte hoor je jezelf niet.

Er was maar één wasbak, dus ik ben vroeg opgestaan, heb een yoghurtje gegeten en om tien voor zeven stapte ik de deur uit naar het café, anderhalve km verderop, want ik wist dat dat om zeven uur openging. Dat was het ook toen ik aankwam, ik voel in mijn broekzak en denk: “Ik mis mijn gidsje. Zeker in mijn rugzak gestopt, want ik heb nog gekeken of ik alles wel had.” Dus ik leeg mijn rugzak tot op de bodem…… geen gidsje. Zonder dat ding gaat het niet, dus ik heb de hele rugzak weer ingeladen en weer anderhalve km terug naar de refugio. Ik kijk onder mijn deken……. en ja, daar lag-ie. Allez, dus maar weer op naar het café om eindelijk mijn ontbijt te nuttigen. Ik maak een praatje met een Hollands stel daar en zodoende ga ik pas om acht uur echt op weg.

Goed, ik loop het dorp uit, volg de gele pijlen, kom aan de oever van een stuwmeer en dan wijst de gele pijl …. rechtstreeks het water in. Er is geen weg meer te bekennen, die staat geheel onder water. Dus voor de tweede keer keer ik op mijn schreden terug en loop dan maar naar de verkeersweg. Daar is gelukkig een brug over het stuwmeer heen, dus de brug over gewandeld en waarachtig, toen kon ik eindelijk weer goed aan de wandel.
Het waren weer kilometerslange, rechte wegen. Ik loop hier op een plateau met wat glooiingen, dus het is heuveltje op, heuveltje af. Het weer was prettig, ca 20 graden en een straf windje. Het schijnt in deze streek altijd te waaien. Ik loop weer alleen, al kom ik wel steeds dezelfde mensen tegen, die ik ’s avonds ook weer in de refugio zie, dus het is beslist geen eenzame route. Deze camino is weer heel anders dan de andere: veel drukker dan de Camino Portugues; wel veel bezienswaardigheden, maar niet in verband met St. Jacob, dus geen echte pelgrimsroute zoals de Camino Frances. Zo zie je, mensen die denken dat het saai is om elk jaar naar Santiago te lopen vergissen zich, het is iedere keer anders. En iedere keer weer leuk!

Onderweg was er zowaar een café in Riego del Camino, waar ik tussen de middag een boccadillo en een cola heb verorberd, omdat ik niet zeker wist of ik later nog gelegenheid zou hebben om te eten.
Om half drie was ik in Granja de Moreruela, mijn bestemming voor vandaag. Ik viel met mijn neus in de boter, want er was net een processie aan de gang, dus een drukte van belang.
Bij de refugio is ook een café, dus daar heb ik gegeten samen met een Hollands stel en drie Spanjaarden. In het café zat ook het ‘maagdenkoor’, dat in de processie had meegelopen, te eten. Ongelooflijk wat een herrie dat weer was, ze schreeuwden uit volle borst. En wij schreeuwden mee, want anders kon je elkaar niet verstaan. Om je de waarheid te zeggen waren de ‘maagden’ nogal bejaard!

Goed, na het eten het gewone ritueel: scheren, douchen, wassen en mijn wasje ophangen en nu zit ik buiten te wachten tot mijn was weer droog is. Uiteraard met een sigaartje erbij, onder een strakblauwe lucht en uit de wind, want die is nog steeds stevig en fris.
Morgen kom ik op een ander route terecht, de Mozarabische Jacobsroute. Ik ben benieuwd of het daar ook weer anders is. We zullen zien!

Nationaliteit verloochent zich niet

Je kunt jezelf wijsmaken dat je ‘los’ bent van alles en dat je alles even achter je hebt gelaten, maar je nationaliteit laat zich niet verloochenen. Dat is leuk om te constateren.
Margrit als Zwitserse heeft zich grondig voorbereid op haar taak als gastvrouw in de refugio. Dat wil zeggen: ze weet nu waar de apotheken zijn, waar de goedkope supermarkten te vinden zijn en vanmorgen liep ze met me mee tot aan de eerste gele pijl, zodat ze dat ook wist.
Van Jacques, de Franse gastheer van de refugio, moesten we gisteravond bijna alle restaurants langs voor we ergens naar binnen mochten: de een was te duur, de ander niet goed, de derde had ook weer iets, enz.
Een Hollands stel dat ik vanmiddag ontmoette, had ergens een kamer gehuurd, maar kwam erachter dat die € 50 moest kosten, dus ze hadden snel de rugzakken weer gepakt en slapen nu hier in de albergue. En ik, als Hollander, ga wel in een goed hotel als het kan (naar de aard van mijn moeder), maar vind het diep in mijn hart toch een beetje ’te’. Het zit gewoon in je genen.

Goed, na deze overdenking weer ’ter zake’: ik merk dat ik door mijn zusje weer op het rechte pad wordt geholpen met haar opmerking: “Tenslotte hoor je op een pelgrimstocht kerken te bezoeken”. Helemaal waar natuurlijk, en ik heb ze echt niet allemaal overgeslagen, maar ja, druk, druk, druk. En een dag ‘rusten’ wil ik nog even uitstellen. Maar lieve zus, ik heb in Zamora de kerk bezichtigd. Alleen heb ik niet zoveel kunnen filmen, want het mocht eigenlijk niet, dus ik heb het stiekem gedaan. Is dat nou een beetje Katholiek of een beetje Zeeuws: Het mag eigenlijk niet, maar je doet het stiekem toch? Dat bevalt me wel.
Zamora is trouwens een heel erg leuke stad: alle kerken zijn Middeleeuws en veel woonhuizen stammen uit de Romantiek en de jaren twintig: rechte lijnen en zachte kleurtjes. Vooral het contrast is erg leuk.

We hebben even gekeken in de refugio waar Margrit gaat werken. Een mooie refugio met zelfs een kantoor met ‘managementstoel’, zo’n draaistoel. Jacques zei: “Ik heb het nooit tot manager geschopt, maar nu ben ik er één, kijk maar naar mijn stoel”.
Daarna zijn we dus met zijn drieën gaan eten en dat was heel erg gezellig. Zij hebben inmiddels zoveel pelgrims langs zien komen en daarover kunnen ze veel vertellen, want elke pelgrim is weer anders natuurlijk. De avond vloog voorbij en hoe het kwam dat de drie flessen wijn, die we kregen, ineens leeg waren weet ik ook niet.
Maar de wijn was ‘medicinaal’ bedoeld, namelijk als middel tegen slapeloosheid. Wat ik al vreesde, gebeurde: het was groot feest voor mijn deur. En Spanjaarden zijn erg leuke mensen, maar ze maken een ongelooflijke herrie. En als je dan wat wijn hebt gedronken, slaap je er makkelijker doorheen. Tenslotte moet je elke ochtend fit wakker worden.

Dat heb ik dus vanochtend ook gedaan en als ontbijt heb ik churros gegeten. Dat zijn een soort langwerpige oliebollen, ze smaken ook zo. Dat was weer een geheel nieuwe ervaring, oliebollen op je nuchtere maag. Die eten ze hier bij de koffie en dan soppen ze ze ook nog in de koffie. Daar heb ik me maar niet aan gewaagd.

Bij de eerste gele pijl ging Margrit terug en ik ben verder gelopen, weer over hele lange, kaarsrechte wegen, heuveltje op en heuveltje af. Ik hoor en lees van Ton en Suzanne dat ze onderweg steeds koffie drinken, maar daar is hier geen sprake van, want onderweg is er niets. Ook daar wen je aan. Ik had uitgerekend dat ik tussen twaalf en één uur in Montamarra zou arriveren en ik kwam er aan om half één. Keurig dus. Snel mijn wasje doen, douchen en scheren en dan naar het dorp om te eten. Ik heb dit keer heerlijk gegeten: vooraf twee soorten pasta en twee soorten kaas, een vorstelijke biefstuk met goeie patat en een puddinkje met dubbel slagroom toe. Dus Theo kan er weer even tegen.
En dan vanmiddag in het zonnetje een lekker sigaartje in de tuin van de albergue, wie doet je wat! Het was wel een beetje frisjes en af en toe wat wolken, dus ik heb Gery op de buienradar laten kijken, maar het belooft de komende dagen droog te blijven.

O ja, even een berichtje voor Jinze: je moet je proefschrift in het Spaans vertalen, want hier maken ze een zooitje van de bermen. Twee keer maaien? Ze doen het niet eens één keer per tien jaar volgens mij! Er ligt hier dus een heel terrein braak voor je.

Het is geen prestatie, maar leuk

Vandaag heb ik niet zoveel beleefd, dat wil zeggen, ik heb gelopen en gelopen en vind dat nog steeds prima. Gery vertelde dat veel mensen tegen haar zeggen dat ze het een hele prestatie vinden, maar dat is het niet, vind ik, want het is leuk. Volgens Gery ben ik nu een echte calvinist: als het leuk is, is het dus geen prestatie.
Maar hoe dan ook, de voeten doen het goed, het humeur is in orde, het weer is lekker, dus er valt niets te klagen.

Ik ben om zeven uur vertrokken vanmorgen en was, met de pauzes meegerekend, om kwart voor drie in Zamora. Ik heb dus stevig doorgelopen. Na die 32 km was ik wel blij dat ik er was, ik vind die afstand wel een beetje de limiet voor mij om het leuk te houden.
Een paar dagen geleden was het land hier ‘woest en ledig’, maar nu is het landschap helemaal veranderd. Het gebied, waar ik nu loop, is helemaal gecultiveerd en is landbouwgebied. Ik heb over grote vlaktes gelopen op hele rechte wegen. Het is wel wat afwisselender dan de Meseta op de Camino Frances, al lijkt het er in de verte wel een beetje op.

Na aankomst in Zamora ben ik eerst maar eens gaan eten en heb toen mijn hostal opgezocht, waar Margrit al een kamer voor mij had geregeld. Wat een luxe, hè? Ik heb vanuit mijn kamer het zicht op de Plaza Mayor en wat ik zie, vervult mij met vrees: ik zie namelijk een berg muziekinstrumenten en versterkers die opgesteld worden. Ik ben bang dat ik vannacht weer van een feest ga genieten. Nou ja, dat zien we dan wel weer.
Vanavond ga ik eten met Margrit en waarschijnlijk de gastheer van de albergue hier die voor het laatst is. Dus dat is gezellig.

Zamora is een wondermooie stad, te vergelijken met Braga in Portugal, waar ik vorig jaar was. Alles is Middeleeuws, de bijnaam van de stad is: ‘Het museum van de Romantiek” en er staan wel drieëntwintig kerken, geloof ik.
Dus nu ga ik eerst eens iets bekijken, anders zie ik er niets van en ik wil in ieder geval de kathedraal zien.
Morgen wandel ik weer verder.

Een saai stuk

Zo, eerst even antwoord op de vragen: Ik heb nog sigaren, de voorraad is een beetje aangevuld. De schoenzolen zitten nog vast. En over te langzaam gaan: er zijn mensen die maar zes weken de tijd hebben, maar daar hoor ik niet bij!!
De voeten doen het ook uitstekend: ik heb geen open plekken en geen blaren.

Het heeft vannacht inderdaad heel erg geonweerd, maar vanmorgen was het weer droog, een paar wolken, maar verder zon. Dat was dan ook eigenlijk het enige voordeel vandaag. Ik liep alleen en dat geeft natuurlijk helemaal niets, als ik toevallig ook niet het allersaaiste stuk van de route tot nu toe had gelopen. Het was gewoon geen leuke route, alleen de eerste 3 km gingen niet langs de autoweg. Niet dat het op die weg zo druk is, maar het loopt gewoon niet leuk. Hele stukken moest ik zelfs over de vluchtstrook lopen.

Goed, daarom niet getreurd, ik ben nu gearriveerd in een dorp met de weidse naam El Cubo de la Tierra del Vino. Nou, ik moet zeggen, de naam van het dorp is groter dan het dorp zelf. Ik kon zelfs geen kerk vinden. In het centrum van het dorp is een heel groot plein, het heet dan ook de Plaza Majore. Op dat plein hoort natuurlijk een kerk te staan, maar er staat alleen een heel groot gemeentehuis, verder niets.

Die kerk zat me niet lekker, want elk dorp heeft een kerk, dus ik ben op speurtocht gegaan en heb uiteindelijk de kerk gevonden, maar aan de rand van het dorp. Dat is wel curieus. Als beloning voor mijn zoektocht mocht ik constateren dat het wegkruis een pelgrim bevat en dat de onderkant van de kerk vol zit met Jacobsschelpen. Dus Jacob heeft het weer een beetje goed gemaakt.

Er is één restaurant, waar ik vanmiddag gegeten heb. Kijk, je moet het ruim zien als ik praat over een restaurant: er is wel een menukaart met een heleboel gerechten, maar die gerechten zijn er niet. Er is één menu en daarmee klaar. Een groter nadeel is echter dat ze zo snel zijn met bedienen, terwijl ik geen haast had.
Enfin, ik heb vanmiddag lekker buiten gezeten in de tuin van de albergue, terwijl mijn wasje vrolijk droog wapperde.
Het loopt nu tegen zes uur en opeens stromen de pelgrims binnen: er is een Nederlands stel, de Fransen zijn er weer, er zijn drie fietsers en een stel, van wie ik de nationaliteit nog niet weet omdat ze er net aankomen, maar ik gok op Engelsen.
Vanavond ga ik niet in het restaurantje eten, want twee keer hetzelfde menu is wat veel van het goede. De kruidenier zal nu zo langzamerhand wel open zijn na de middagrust (Gery dacht dat hij om deze tijd dicht zou gaan), dus ik ga iets te eten voor vanavond inslaan. Dan eet ik vanavond dus gewoon in de albergue.

Bovendien ga ik wat fruit en zo kopen, want morgen zal ik onderweg ook niet zoveel tegenkomen. En om die beide ongeduldige pelgrims daar op de camino Frances een plezier te doen: ik ga morgen 32 km lopen!! Dus wat mopperen jullie nou? Onthaasten, jongelui, onthaasten!

Het is weer stil op de camino

Het is weer stil op de camino

11-5-2011

Gisteren was het gezellig met Rina en Andries. We hebben champagne (Spaanse) gedronken en vervolgens hebben we gezamenlijk de kathedraal bezichtigd. Daarna zijn zij weer op de bus gestapt naar de camping.

Gisteravond hebben we met zijn zessen gegeten: het Australische stel, het Oostenrijkse stel, Margrit en ik. Een soort afscheidsdinertje, want het Oostenrijkse stel blijft een paar dagen in Salamanca, de Australiërs nog een dag en Margrit blijft eerst nog een dag in Salamanca, daarna gaat ze met de bus naar Zamora, want daar gaat zij drie weken gastvrouw spelen in de albergue. Eerst gaat ze dan een dag vanuit Zamora verder lopen en de stad Zamora verkennen, anders kan ze de mensen niet goed voorlichten, vindt ze. Ja, je bent van degelijke Zwitserse makelij of niet. We hebben afgesproken vrijdag samen te eten. De Koreanen zijn een dag verder, want die zijn niet in Salamanca gebleven, dus ineens is het stil op de camino.
Alleen het Franse stel, Daniel en Josine, is er nog. Ik moet zeggen, het is best weer even wennen.

Vlak na Salamanca ben ik even verkeerd gelopen en moest ergens dwars doorsteken, dat was dus 3 km extra, maar verder ging het gezwind over hele lange rechte wegen, steeds maar rechtdoor, dus verdwalen was er niet meer bij.
Om half twee had ik de 23 km achter de kiezen, hoewel me dat moeilijk lijkt, kilometers achter de kiezen te hebben. Liever gezegd: die waren onder mijn zolen doorgegaan en ik zit nu in het hostal in Calzada de Valdunciel. Dit is een heel klein dorp, maar Europa heeft weer lustig geïnvesteerd: ze hebben een groot sportcentrum en een grote bibliotheek, waar je gratis kunt internetten.

Vanavond eet ik hier in het hostal. Daar heb ik vanmiddag ook gegeten, want dat is de enige gelegenheid hier. Nu zit ik lekker op het dorpsplein op een bankje een pilsje te drinken in het zonnetje, maar ik zie in de verte een enorme onweersbui in de lucht hangen, dus erg lang zal het niet meer duren of ik word nat. Het was voorspeld voor vandaag, maar ik heb er geen last van gehad onderweg. Voor de rest van de week wordt ook mooi weer voorspeld, dus ik zit goed!

Salamanca

Ik kon vandaag uitslapen tot acht uur, maar ik was om half zeven al wakker vanwege de herrie op straat. Eigen schuld, de eigenaar van het hotel had ons gewaarschuwd. We konden ook een kamer aan de achterkant krijgen, maar we dachten: “Ach, zo’n straatje is heus wel rustig”. Niet gerekend op toeters, vuilniswagens, schoonmaakwagens en zo.

Na het ontbijt wilden we met het treintje door de stad. We hebben een half uur zitten wachten, maar het treintje kwam niet. Dus dan maar eerst de kerk bekijken. Of kerk? Er staan twee kathedralen vlak naast elkaar, een oude en een ‘nieuwe’, de toren van de nieuwe is gebouwd in de oude kathedraal. Heel bijzonder.
Iemand in de kathedraal vertelde dat je op dinsdagochtend gratis op het dak van de kerken mocht lopen, dus dat hebben we meteen gedaan. Je moest door de toren omhoog en daar hebben ze een soort wandelroute over de daken gemaakt. Het was heel erg leuk, je kon heel Salamanca en omgeving aan je voeten zien liggen. Af en toe ging je naar binnen en dan kon je de kerken van bovenaf zien.

Foto-10-mei-2011-web

Daarna hebben we het ‘huis van de schelpen’ aan de buitenkant bezichtigd. Daar heeft een koopman gewoond die er zo trots op was dat hij tot de orde van Santiago behoorde, dat hij wel tweehonderd schelpen aan zijn huis heeft laten beeldhouwen. Heel curieus.

Ja, en toen was het tijd voor een lichte lunch na de zware maaltijd van gisteren. Toen hadden we namelijk trek in biefstuk en we kregen toch een lap op ons bord, daar kon een weeshuis van eten.
We hebben even gekeken waar de albergue van Salamanca was, die ziet er ook goed uit trouwens. Daar hebben we een tijdje staan praten met een Engelsman die er een paar weken gastheer was geweest en nu over een paar dagen weer verder ging met de camino.
Uiteindelijk is het toch gelukt om in het treintje te raken en een rondje door de oude stad te rijden, maar aangezien het hotel midden in de oude stad staat, zagen we niet veel nieuws.

Daarna zaten we op ons gemak buiten. Margrit wilde in haar dagboek schrijven en ik wilde ansichten gaan schrijven, maar wie kwamen daar aan lopen? Janine en Manuelo, onze Oostenrijkers. Zo leuk, ik dacht dat we hen niet meer zouden zien, maar dan staan ze toch ineens weer voor je neus. Dat werd dus weer een gezellige boel en…. geen tijd om kaarten te schrijven.

Gery belde net dat Andries en Rina me proberen te bereiken, maar geen verbinding krijgen. Zij schijnen hier in Salamanca op de camping te staan. Dus ik heb hen maar gebeld en kreeg ze meteen te pakken. Zij nemen de bus en we zien elkaar straks hier op het plein. Dus ik ga nu op wacht staan.

Op de helft

Een heerlijke wandeling gemaakt van 25 km bij schitterend weer: niet te warm, niet te koud, lekker windje. Wat wil een mens nog meer?
Onderweg zagen we de twee Fransen die onze kamers gepikt hadden. Dat hebben we ze wel even laten weten natuurlijk: “Pas op met Fransen, ze stelen je kamer!”
Dan kom je over de heuvels en ziet ineens Salamanca in de verte liggen.

Brug-bij-Salamanca-web

En zoals het hoort, trok na een paar uur dan weer Don Theo over de Romeinse brug met zijn legioenen, bestaande uit één persoon, Salamanca binnen.
Een mijlpaal op de Camino de la Plata, omdat ik hier ongeveer op de helft van de route ben.

Om dit te vieren heb ik eerst maar onderdak gezocht en gevonden in hotel Emperatriz op 50 meter afstand van het centrale plein, dus perfect. We hebben voor de deur gegeten buiten op het terras. Het menu van de dag was prima, maar de wijn erbij niet zo lekker, dus hebben we een andere wijn besteld. Naast ons zaten vier Belgen die met de camper op reis waren en die wilden uiteraard alles van onze reis weten. “Nou”, zei de een, “maar u gaat toch ook nog wel met uw vrouwtje op vakantie?” Gery vond dit een zeer goede opmerking.
Het was erg gezellig en pas om kwart voor vijf rolden we van tafel.

Toen moest ik nog alles doen: mijn wasje, onder de douche, scheren. Druk, druk, druk weer.
Toen de receptioniste wakker werd uit haar siësta, heb ik haar gevraagd waar ik een schoenmaker kon vinden. Dat heeft ze me uitgelegd, maar uiteraard vond ik het niet, wel ergens anders.
Het hulpje van de schoenmaker heeft in Zürich gewoond en dus kon ik in het Duits mijn probleem uitleggen. De schoenmaker sloeg meteen aan het lijmen, dus ik kon erop wachten. Ik heb ook de lijm gekocht, die hij gebruikte en toen ze hoorden dat ik een pelgrim was, hoefde ik niets te betalen. Super toch? Ik heb maar € 10 gegeven voor haar kindje dat daar in de kinderwagen lag en dat mocht uiteindelijk.

Morgen heb ik een vrije dag om Salamanca te bekijken. Het lijkt me een prachtige stad. En dus kan ik vanavond op de Spaanse tijd, een uur of tien, gaan eten, want ik kan morgen uitslapen. Het ontbijt wordt pas vanaf negen uur geserveerd. Dus ik kan er niets aan doen dat ik niet vroeger uit bed ga!