Een herberg met zwembad

Vanmorgen ben ik om zeven uur opgestaan om weer op weg te gaan. Toen had ik nog geen ontbijt natuurlijk, maar dat had ik wel na 9 km in Ocera. En wat voor ontbijt! Een grote beker koffie met melk, geroosterd brood met zelfgemaakte jam en zelfgemaakte honing. Een grote pot met daarbij de woorden: “Eet maar flink, hoor, het is gezond!” Dat heb ik me natuurlijk geen twee keer laten zeggen en het was zo lekker dat ik vroeg of ik nog een ontbijt kon krijgen. Toen was het ijs helemaal gebroken en aangezien ik het klooster wilde bezoeken, beloofde ze me te waarschuwen. Want de volgende bezichtiging was om elf uur en als er niemand is, lopen ze weer weg.

Dat deed ze dus ook keurig en inderdaad was ik in het begin de enige bezoeker. Het meisje dat de rondleidster was, zei verschrikt: “O, u bent buitenlander, uit welk land?” Toen ik zei dat ik uit Nederland kwam, was het nog erger, want ja, ze sprak echt geen Nederlands. Ik vroeg of ze wel Engels sprak. Ja, dat had ze wel geleerd, maar ze sprak het niet. Dat hebben ze hier allemaal, ze hebben bijna allemaal Engels geleerd, maar ze durven het niet te gebruiken. Nou, ze moest wel, dus ze begon dapper in het Engels en deed het prima. Tot er halverwege een paar Spaanse dames bij kwamen, toen raakte ze compleet in de war. Ik zei: “Doe het maar in het Spaans, als ik vragen heb, stel ik die wel”. Dat was een opluchting en af en toe verstond ik er best iets van. Er was een ruimte in het klooster waar op het plafond allemaal namen stonden in de stenen en volgens mij vertelde ze dat dat grafzerken waren, die ze nuttig gebruikt hadden. Toen ik vroeg of ik dit goed begrepen had, zei ze opgetogen: “O, maar u spreekt ook Spaans!” En ook de Spaanse dames barstten in gejuich uit.

Het is een mooi klooster en het is gesticht door een Duitser die de camino had gelopen. Op de terugweg naar huis is hij daar gebleven en heeft het klooster gesticht. Hij is nooit meer naar Duitsland teruggekeerd en later heilig verklaard, omdat hij net als Mozes op een steen had geslagen en toen is daar water uit gekomen.

Na mijn bezoek aan het klooster heb ik nog 11 km over een beetje moeilijk pad gelopen met veel rollende stenen. Nu zit ik in Castro Dozon in een herberg met een zwembad zelfs. Dat is me nog nooit overkomen. Vanmiddag is het wel lekker warm geworden, maar vanochtend was het zo koud dat ik een jas heb aan gedaan.

O ja, hier zijn ook twee broers uit België, die ik mijn probleem van de draaiende molens heb voorgelegd. Ik zei dat ik speciaal deze camino was gaan lopen omdat Don Quichot hier tegen windmolens had gevochten, maar dat ik tot nu toe geen enkele molen had gezien. Zij vroegen zich af of het nou belangrijk was welke kant de wieken op draaien. “Absoluut onbelangrijk”, zei ik, “maar ik wil het gewoon weten”. Het gevolg was dat ze zich eveneens over dit probleem bogen, want: “Je kunt beter hierover nadenken dan over je belasting”.