Beloning na zwoegen

Het begon vanmorgen al goed: nog maar nauwelijks was ik aan de wandel of ik was de weg al kwijt. Althans, dat zal wel, want nadat ik de laatste gele pijl keurig gevolgd heb volgens mij, kwam er daarna geen enkele gele pijl meer. Het duurde natuurlijk een tijdje voor ik doorhad dat er geen gele pijl meer kwam en toen ik dat eenmaal merkte, had ik weinig zin om terug te lopen. Dus heb ik de GPS erbij gehaald, het eerstvolgende dorp dat volgens mijn gidsje op de route lag, ingetikt en zo kon ik verder. Alleen stuurt de GPS me natuurlijk langs de weg en niet via allerlei afgelegen paden. Later bleek dat ik op deze manier 2,5 km meer gelopen heb dan nodig was.
Maar goed, ik kwam in dat dorp en hoe ik ook keek, ik zag geen enkele gele pijl, die mij weer op het smalle, maar mooiere pad kon doen belanden. Wat ik gelukkig wel zag, was een café en behalve dat je daar iets nuttigen kan, is het een bron van informatie voor ons, arme pelgrims, die verdwaald zijn. Dat bleek nu ook weer zo te zijn, want de kroegbaas wandelde met me mee het hele dorp door om me weer op het juiste pad te krijgen.
Hierna werd de route echt geweldig mooi. Ik ben 500 meter omhoog geklommen en later weer 500 meter afgedaald. Dat is niet eens zoveel natuurlijk, maar als je met een auto rijdt, zitten er allemaal keurige haarspeldbochten in de weg, zodat je niet al te steil omhoog gaat. Mijn wandelpad ging echter door het bos en heel erg steil omhoog (en later weer even steil naar beneden). Ik was blij dat het niet regende en het pad droog was, anders was het bijna niet te doen geweest. Het was dus zwaar werk, klimmen en hijgen, maar na al dat zwoegen was de beloning op de top grandioos: het was echt schitterend daar!
Toen ik bijna in Rubiaes was, zag ik dat daar een hostal was, dus ik dacht: “Dat is kat in ‘t bakkie” en ben daarheen gewandeld. Bij aankomst bleek echter dat mijn Duitse collega-pelgrims met de hun eigen grondigheid alles gereserveerd hadden. Ik doe dat niet, dus ik viste dan ook achter het net. De eerstvolgende plaats waar ik kon overnachten, is Valenca maar daar moet ik morgen naar toe lopen, dat is dus een dag verder. Geen nood, ik heb het opgelost. Aan het meisje van het hotel heb ik gevraagd of er een taxi te krijgen was. Ze probeerde het een paar keer, maar er kwam zoveel tussendoor en ik kreeg het telefoonnummer, dus heb stoer zelf maar gebeld. Nou is mijn Portugees niet echt zoals het zijn moet en bij de man, die ik aan de lijn kreeg, was het Frans, Duits en Engels ook erg ver weggezakt, dus het gesprek ging ongeveer als volgt: Ik riep de naam van het hostal en: “Rubiaes” en “taxi”. Hij riep vervolgens: “OK” en daarmee eindigde onze conversatie. Ik ging dus braaf zitten wachten, maar ondanks onze vloeiende conversatie verscheen er geen taxi aan de horizon. Het meisje van het hostal begreep toen dat ze in moest grijpen en belde nog maar eens voor me. “Ja, ja, hij kwam eraan, nog even iemand afzetten”. Nadat ik nog een half uurtje geduld heb gehad, verscheen er dan eindelijk een taxi, die me riant naar Valenca bracht.
Voordat jullie nu gaan zeggen: “Zat hij alweer in een taxi? Ja, zo kan ik het ook”, deel ik maar even mee, dat dat weliswaar waar is, maar anders dan jullie denken. Dit was namelijk een extra rit, want ik heb slim het volgende bedacht: Ik heb hier in Valenca voor twee nachten een kamer gehuurd. Morgenochtend komt de taxi weer chic voorrijden en brengt me dan terug naar Rubiaes. Daar begin ik mijn wandeling weer op de plaats waar ik vandaag gestopt ben. Wat daar slim aan is, begrijpen de slimmerds onder jullie allang: ik kan een gedeelte van mijn spullen hier laten, zodat mijn rugzak morgen een stuk lichter is.
Ja, dat zijn zo de slimmigheidjes van een ervaren pelgrim.
Ik weet nog niet of ik na Santiago ook nog naar Fistera wandel, dat hangt van een aantal dingen af: de tijd die ik nog heb, het weer (als het van de lucht hoost, is er niet veel aan) en mijn voetjes. Ik ben er tenslotte al drie keer geweest en als het slecht weer is, zie je er niet veel. Als ik in Santiago ben, kijk ik daar wel welke beslissing ik neem.

Een gedachte over “Beloning na zwoegen”

  1. Ach, arme pelgrim, was je het lied vergeten:’Waarheen pelgrims, waarheen gaat gij?’. Het antwoord zal ik maar niet citeren, want dat huis is nog een heel eind weg, zullen we hopen. Maar Mattheus heeft ook goed geluisterd naar zijn evangelie, want nu gaat hij op stap met slechts een wandelstaf en een beurs en laat hij zich niet afleiden van de weg. Hij moet en zal er komen. Bravo pelgrim, chapeau!

Reacties zijn gesloten.