Vanmorgen om zeven uur was ik weer uit de veren (nou, veren?) en aan de wandel. Het was vandaag van begin tot einde een schitterende route. Het is nu steeds prachtig weer, dus dat scheelt natuurlijk ook. Maar het was heel erg mooi. Ik had uitzicht op de bergen met sneeuw en hele diepe dalen, waarin je dan weer een dorpje ziet liggen. De zon kwam op boven een beetje ruig gebied met struiken en steeneiken, die dan hele lange schaduwen geven. Het was indrukwekkend om te zien.
Ik ben door twee natuurgebieden gewandeld en zag zelfs een hert, maar had toen natuurlijk net niet de camera bij de hand. De rest van de route heb ik met de camera in de aanslag gelopen, maar dat hert kwam niet terug. Kinderachtig.
In Almorox heb ik ontbeten en een broodje gekocht voor onderweg en om twaalf uur ben ik aan de kant gaan zitten om mijn broodje op te peuzelen. Het Duitse echtpaar loopt harder dan ik, maar rust vaker, dus ik loop ze iedere keer weer achterop.
Het was wel veel klimmen en dalen en na 30 km gaat dat wel in je benen zitten. Dus als je na die 30 km op je eindbestemming voor vandaag, San Martin de Valdeiglesias, komt, begrijp ik niet waarom ze die dorpen dan steeds bovenop een berg moeten zetten. Dat is toch geen doen voor een vermoeide pelgrim? Allemaal hele steile straatjes en een ontelbaar aantal trappen.
Dus ik zwoegde al die trappen maar weer op en moest naar een plein in het centrum. Bijna bovenaan stond een auto met draaiende motor en een man erin. Die reed een stukje vooruit, dus ik wachtte natuurlijk netjes met oversteken. Toen reed hij weer een stukje achteruit, de man stapte uit en vroeg: “Zoekt u misschien een hotel?” “Dat scheelt misschien een loopje naar het politiebureau”, dacht ik blij, dus riep enthousiast: “Ja, waar is hier een hotel?” “Kom maar met mij mee”, zegt hij, pakt een sleutel en we gaan door een soort garagedeur. We komen op een binnenplaats terecht en daar staat een gebouw met allemaal kamers waar je kunt slapen. Ik weet niet eens wat het kost, maar ieder heeft een apart kamertje met douche en alles ziet er keurig netjes uit, dus ik heb dit keer binnen de kortste keren een slaapplaats. Boven me hoor ik een hoop gestommel, ik heb het vermoeden dat het Duitse echtpaar daar zit en ik hoorde ook Frans spreken, maar weet natuurlijk (nog) niet of dat pelgrims zijn of vakantiegangers. Ik heb gewassen en gedoucht en ben even een minuutje op bed gaan liggen, maar toen was het opeens een uur later. De plaats heb ik nog niet gezien, maar ik ga zo mijn welverdiende colaatje drinken en er zijn ook restaurants, heb ik vernomen, dus ik zit gebeiteld.
Deze route heeft voor mij drie hoogtepunten: de molens van Don Quichot, Toledo en de stieren van Guisando. De molens heb ik gezien, Toledo heb ik bewonderd en morgen kom ik langs de stieren van Guisando. Dan heb ik alledrie mijn hoogtepunten gehad. Geer zei al dat ik dan wel naar huis kan komen, als ik toch alle hoogtepunten heb gehad. Ja, dat zou ze wel willen, maar ik doe het mooi niet! Ik hoop van harte dat ik in staat ben door te lopen tot Santiago.
Theo, voel je niet schuldig als je eens een lift pakt. In de Bijbel staat immers: “Weest niet al te zeer rechtvaardig; laat het u niet tot een last zijn.”
Zelf vindt ik dat wel een handige tekst bij het invullen van mijn belastingbiljet, maar voor jou zou het van pas kunnen komen op je pelgrimsreis.
Dat klimmen is toch niet zo gevaarlijk als een paar keer geleden, hè? Je hebt beloofD dat je dat niet meer zou doen!! Een keertje met een auto is toch niet zo erg? Die Belg snap ik ook wel, hoor, al moet hij er natuurlijk geen potje van gaan maken.