Guernica

Jim en ik hebben een gruwelijk zware ochtend gehad, het was gewoon niet leuk meer. Hoewel het nu droog is, is het overal een grote modderpoel en de paden zijn bijna onbegaanbaar. Nu denk je misschien: ”Nou ja, een beetje modder, dat loopt misschien minder lekker“, maar laat ik jullie dan even uitleggen wat ik bedoel met modderig. Stel je voor: er is een pad, of althans, er is iets wat een pad hoort te zijn, maar dat nu een geul is waar modderwater doorheen stroomt. De kanten lopen schuin op, dus als je aan één kant loopt, glibber je met dezelfde vaart weer naar beneden. Er zit niets anders op dan wijdbeens over de geul te lopen met je linkerbeen aan de ene kant en je rechterbeen aan de andere kant. Vervolgens zet je je stok in die geul en schuifelt met stapjes van niet meer dan 20 cm vooruit. Dat doe je dan een paar honderd meter achter elkaar. Dan komt echt het moment dat je tegen elkaar zegt: ”We zijn hartstikke gek! Dit is echt geen pelgrimage meer, want als die pelgrims vroeger zo’n pad gehad hadden, waren ze er meteen mee opgehouden. We stoppen ermee, dit is geen doen“. Nou valt er weinig te stoppen, want je moet wel eerst doorlopen om ergens anders te komen natuurlijk. Dus schuifel je samen klagend, steunend en glijdend verder. Gelukkig heb ik inmiddels in het bos weer een nieuwe stok gevonden. Als een echte padvinder heb ik er de zijtakjes afgebroken en met een steen de stok een beetje glad geslepen en nu bezit ik een echte Baskische staf: kort, stevig, dik en niet mooi!
Enfin, om een uur of twaalf komen we in een dorp aan, het zonnetje schijnt, het is droog en het terrasje lokt. Het eten smaakt voortreffelijk, de modder droogt op en zie, de twee klagende en steunende pelgrims veranderen in twee opgewekte kerels, die het helemaal zien zitten. Zo gaat dat dan. De rest van de route hebben we over de gewone weg gelopen, want we vonden dat we voor vandaag genoeg geleden hadden. Om een uur of vier arriveerden we in Guernica (Gernika heet het hier) en kwamen terecht in een schitterende refugio met ruime douches en een wasmachine en droger! Kijk, zo wordt de zwoeger beloond. Wat kan een mens toch tevreden zijn met apparaten die hij thuis de gewoonste zaak van de wereld vindt.
Als het wasje gedaan is en de voeten zijn weer schoon, wordt het tijd voor een bezoekje aan de stad. Het liep al tegen een uur of vijf en tot vooral Jim’s ongenoegen was het museum al dicht, want voor hem was het ‘midden op de dag’. Vervolgens zijn we naar het buitenmuseum gegaan, waar de ‘Heilige Eik’ staat. Onder die eik vonden in de Middeleeuwen de vergaderingen plaats van de Baskische stammen, nu is het nog maar een grote stronk. Maar ernaast hebben ze het Parlementsgebouw gebouwd. Ik vond het een beetje protserig gebouw, maar het is de trots van de Guernicanen. Iedereen zegt dat je dat beslist moet gaan zien. Wat opvallend is, is dat er echt niemand over het bombardement praat, dat door Picasso is vereeuwigd en er is ook geen enkele afbeelding van in de stad. Het schilderij zelf hangt in Madrid, maar je zou toch minstens verwachten dat je hier een reproductie zou kunnen kopen. Niets dus. Wel overal kreten als: ”Tourists, this is not Spain, this is Basque“. Ik mag ze wel, die Basken, niets geen poeha, gewoon aardige mensen.
Toen begon het weer te regenen en werd het tijd om de refugio op te zoeken, waar inmiddels dezelfde gasten als gisteren zijn gearriveerd, dus dat wordt vanavond weer gezellig met z’n allen eten! En daarna gaan wij pelgrims dan toch weer zeer tevreden slapen!