Jazeker, pelgrim Theo, de ouwe baas, heeft vandaag een fors eind gelopen, meer dan 35 km. Om zeven uur stond deze jongen alweer buiten, in de ijzige koude en een dikke mist. Dat jullie niet denken dat het elke dag maar zonneschijn rondom is, zie je. Het was echt steenkoud en dat duurde bijna drie uur. Ik bedoel maar, dan lees ik in mijn gids dat ik een prachtige route loop met mooie uitzichten en weet ik wat allemaal meer, maar ik zie alleen maar mist. Het enige voordeel was dat de route bestraat was, zo liep je tenminste wel goed, anders zou je nog verdwalen ook.
Zo, genoeg geklaagd, want na ruim tweeëneenhalf uur, brak de zon door. Ineens was het weer warm en kon ik eindelijk zien waar ik nou eigenlijk liep. En ik moet zeggen, het klopte wel wat er in mijn gids staat. Het was inderdaad erg mooi, overal bloemen en bloeiende hei, mooie uitzichten met diep beneden me uitzicht op het stuwmeer.
Halverwege belandden we in Campobecerros en daar was zowaar een bar. Het zag er weliswaar niet zo erg schoon uit, maar alle pelgrims stortten zich op de bar. Het was inderdaad niet schoon en de koffie was ook niet best, maar alla, geen gemopper. Na dit oponthoud liepen we weer welgemoed verder en na 200 meter gelopen te hebben, kwamen we….. bij een bar die er erg netjes en schoon uitzag. Maar ja, toen gingen we niet nog een keer koffiedrinken natuurlijk. Het kan wel op, al is het lekker.
Na dit dorp werd het landschap ineens heel anders: veel bossen, we daalden heel ver naar beneden en het was er doodstil. Er heerste absolute stilte, alleen hoorde je soms heel in de verte het ruisen van een watervalletje of beekje, zelfs de wind was gaan liggen. En steeds had je zicht op de valleien beneden je. Voor iemand als ik, die regelmatig door de uiterst platte Wormer wandel, waar je honderd keer opzij moet voor auto’s, motoren en brommers, was het echt heel mooi.
Het laatste stuk ging vrij steil naar beneden en over een asfaltweg. Dat is niet fijn, want dan loop je steeds met knikkende knieën jezelf tegen te houden. En je bent natuurlijk toch niet kakelvers meer na zo’n eind.
Maar goed, Laza wenkte aan de horizon en als je gewoon doorloopt, kom je er vanzelf. Er was geen hostal te bekennen, dus dan maar de albergue. Daarvoor moesten we ons melden in een soort gebouwtje van de BB, Rode Kruis, een soort gezondheidscentrumpje of zo. We werden ingeschreven en kregen toen allemaal een sleutel mee van de kamer. Vervolgens was het nog een eind lopen, maar aan de rand van het sportterrein wachtte ons toen een splinternieuwe albergue. Heel erg mooi en heel erg netjes. Er zijn een stuk of vijf kamers met in elke kamer vier bedden en er is zelfs een apart dames- en herentoilet. We zitten dus op chic.
We vormen zo langzamerhand weer een echte club, omdat je elkaar elke avond weer ziet. Claudine is er weer, het Italiaanse stel en de Engelsman, van wie ik nu ook de naam weet: Michel. Van de Koreanen snap ik niets. Af en toe duikt er ineens weer iemand op, nadat je ze een hele tijd niet gezien hebt. Ook het ruziemakend stel is weer present. Het zijn trouwens geen Duitsers, maar Oostenrijkers uit Tirol. Of ze hebben knetterende ruzie, of het is lachen, gieren, brullen. Ik houd me maar een beetje afzijdig.
Vanavond slaap ik weer met onze snurkende Pool op dezelfde kamer, dus we krijgen weer een nachtconcert!
Leuk dat jouw terrein er ondertussen net zo begint uit te zien als dat van ons, iets noordelijker in Galicië. Zelfs het weer komt overeen. Wij hebben ondertussen nog maar 52 km te gaan, maar zitten met een probleem: door weinige en slechte albergues zijn we genoodzaakt een lange etappe van 30 km te lopen, voor jou kennelijk een ‘eitje’, maar ja, jij bent ook veel ervarener. Zet hem op. Ultreia.