Vanmorgen om half zes vertrok de eerste pelgrim al. Ik hoefde maar een kort stuk, dus wilde wat langer slapen, maar vergeet het maar met dat vroege volkje. Dus toen ben ik ook maar op stap gegaan toch.
Vanmorgen liep ik een stuk met twee Fransen uit Parijs. Dat wil zeggen: ze vertelden er meteen bij dat ze van origine uit de Vendee en de Elzas kwamen. Toen ik zei, dat het mij opviel dat Parijzenaars altijd meteen vertellen waar ze origineel vandaan komen en dan gaat het soms over grootouders of overgrootouders, zeiden ze: “Ja, we bedoelen dat we eigenlijk ook boeren zijn”. Wat ik het meest grappige vond, was dat ze binnen tien minuten gingen vertellen dat ze afgelopen zondag zo heerlijk hadden gegeten en dat de koffie zo lekker was daarna en vervolgens uitgebreid gingen vertellen wat ze allemaal wel niet gegeten hadden. Het zit gewoon in de genen bij Fransen: eten en praten over eten. Leuk is dat, bij ons is hooguit de koffie nogal eens onderwerp van een praatje.
Verder is het duidelijk dat ik weer op de Camino Frances ben. Het is heel druk, maar heeft toch ook zijn eigen charme. Er loopt bijvoorbeeld een hele schoolklas uit België en die lopen me een partij te geinen en te klieren, ik ben blij dat ik hun begeleider niet ben. Maar ook lopen ze met zijn allen te zingen dat het een lieve lust is. Er is mij verteld dat hier in Spanje sommige scholen, die bekend staan als heel goed en waar je dus graag heen wilt, eisen dat bij de inschrijvingspapieren een bewijs zit dat je naar Santiago gelopen bent. Daarom lopen er ook zoveel de laatste 100 km. Hele busladingen schoolkinderen worden dan gedropt, dus helemaal vrijwillig lopen ze niet.
Naast die schoolklassen zijn er bejaarden, die elke 5 km in een bus stappen, waar ze eten krijgen en verzorgd worden. Tussen de middag ontmoette ik tien Belgen die hier met drie vrouwelijke verzorgsters zijn. Dus hier valt genoeg te beleven. Zo heeft elke camino zijn eigen charme: de Camino del Norte en de Camino Primitivo de schitterende natuur en de rust, de Camino Frances de levendigheid en de ontmoetingen.
Ik zit hier nu in een hospedaja in Brea. Brea bestaat uit een hotel met bar, een soort fabriekje van tuinmeubelen, een silo voor mais en een ruïne. Dat is het, het ligt vlak bij O Pino. Ik was hier al om twaalf uur en heb hier ook gegeten, maar dat was niet veel bijzonders. Maar goed, de rest van de dag heb je niet veel te bekijken, maar lekker met een pilsje op het terras van het hotel is ook goed vol te houden, hoor! En tegen de avond stroomde het weer helemaal vol met pelgrims, meest Duitsers.
O ja, de monnik in het klooster van Sobrado, die me een stempel moest geven, keek maar zorgelijk naar die pensions en hostals. Hij vond dat er in de herbergen geslapen moest worden. Hij schijnt echter bij iedereen commentaar te leveren. Arno, de Nederlandse fietser op zijn tweedehands fiets, kreeg te horen dat hij per dag veel te korte stukjes fietst. Kun je nagaan, hij komt uit Tours en doet dus veel meer dan de voorgeschreven 100 km, maar ja, volgens de monnik was het nog te weinig. Hoeveel meter van de camino zou hij zelf gelopen hebben?
Morgen heb ik ook een makkie, want ik stop ongeveer 7 km voor Santiago, anders ben ik er eerder dan Gery en Marnix.