Vanmorgen bij het vertrek begaf ik mij rechtstreeks in gigantische stortbuien. Het hoosde echt van de lucht. Er stond een hele harde en hele koude wind bij, waar ik tegenin moest en verder moest ik ook nog meteen gaan klimmen. Dus ik was een beetje zielig, toch? Om een uur of elf werd het even minder, maar toen zat ik aan de koffie en meldde blij aan Gery dat het minder regende. Dat had ik beter niet kunnen doen, want nadat de koffie op was en ik weer op weg, hoosde het opnieuw. Ik had echt geen droge draad meer aan mijn lijf.
Maar ziedaar, aan het begin van de middag hield het min of meer op met regenen en heb ik zelfs nog even in de zon gelopen. Er waren wel steeds buitjes, maar dan werd het tussendoor ook weer droog. Het enige lastige daarvan is dat je steeds je poncho aan of uit moet doen. Als je denkt dat het een klein buitje is en besluit je poncho niet te pakken, blijk je toch erg nat te worden en als je besluit je poncho aan te houden tot de volgende bui, blijft het langer droog en zweet je je een ongeluk. Ik liep steeds op met een Spaans stel, dan liep ik weer voor en dan haalden zij me weer in en omgekeerd. Jason heb ik ook een keer gezien, maar die loopt veel harder dan ik. Hij heeft net zo’n zware rugzak als ik, maar wij hebben eendrachtig besloten dat er echt niets uit kan.
Na het koffiedrinken was er de hele weg niets meer waar je nog iets kon eten of drinken, dus dan zie je elkaar ook niet, want iedereen loopt door. Het is duidelijk te merken dat we hier in Galicië zijn, overal kleine dorpen met altijd een boerderij erbij en overal alle beesten die gewoon over de weg scharrelen: kippen, geiten en zo. Dus loop je ook overal door de stront van die beesten, maar ach, dat glijdt onderweg wel weer van je zolen af.
Om drie uur was ik aan de rand van Lugo, dus ik dacht er toen snel te zijn, maar dat viel nog behoorlijk tegen, want er waren nog heel veel industrieterreinen en buitenwijken te overbruggen voor ik in het centrum was. Toen had ik 32,7 km onder de voetzolen zitten. Uiteindelijk arriveerde ik in het centrum van Lugo, dus toen snel naar de VVV. Ik kan namelijk niet in een refugio slapen, want ik neem morgen een vrije dag, dus blijf hier twee nachten en in een refugio mag je maar één nacht blijven, dus dat gaat helaas niet. Deze hadden jullie nog niet gehoord, hè? Bij de VVV kreeg ik het adres van een pension en nou kan je het wel of niet geloven, maar het is echt waar: ik heb een kamer, een eigen badkamer, een tv op de kamer en mijn was wordt gedaan. Voor dat alles betaal ik dan € 18. Het mooiste is dat ik voor dat geld dan ook nog op 50 meter afstand van het oude middeleeuwse centrum zit. Het is en blijft ongelooflijk.
Lugo is een indrukwekkende stad met een heel oud centrum. Bovendien zijn alle stadsmuren nog helemaal intact en het schijnt dat je dus de hele stad om kunt lopen over die muren. Dat ga ik morgen doen. En op mijn dooie gemak eten, beetje uitslapen op mijn manier en zo kan het leven van een pelgrim heel aangenaam zijn; ik geniet er nog steeds erg van.
2 gedachten over “Geen droge draad aan mijn lijf”
Reacties zijn gesloten.
Beste Theo, mijn bewondering voor je groeit met de dag. Lees ik dat je 33 km bijna voortdurend geplaagd bent door stortbuien en koude wind en dat je humeur er niet onder lijdt.
Jacobus zal tevreden zijn met zo’n pelgrim.
Geniet van Lugo, het is de enige stad in Europa die volledig omringd is door Romeinse stadsmuren.
Hartelijke groet
Theo, ik geloof nooit dat je een broer van me bent. Loop je daar de hele dag door de regen, 30 km lang!!, vertel je vrolijk dat je morgen om die stad wilt gaan lopen. Geniet toch maar even van je kamer en rust ook maar eens heel goed uit. (Dat schijnt niet zo goed te zijn, want je moet ook weer verder).
Prettige dag morgen en je weet het, voorzichtig zijn. Groetjes