Vandaag heb ik ruim 26 km gelopen in stralend mooi weer. Een grote tegenstelling met twee jaar geleden, toen ik hier alleen maar in enorme stortbuien gelopen heb. Toen schreef ik dat ik de buien al van ver aan zag komen. Nu was het supermooi weer om te lopen met de zee steeds aan mijn rechterhand. De zee is wel veel rustiger dan toen, dat is zeker. Nu geen grote schuimkoppen, behalve waar de golven tegen de rotsen slaan. Prachtig is dat, het water heeft dan alle kleuren. Overal zijn hier kleine baaien, het is hier schitterend. Dat het nu mooi weer is, is ook duidelijk te zien aan de stranden: die zijn nog drukbevolkt met badgasten. Dus er is van beide kanten bekijks: ik kijk naar de schaars geklede badgasten, naar de natuur dus, en de badgasten kijken naar die halve gare die bepakt en bezakt langs komt sjouwen.
Op deze route zijn er hele stukken, waarop je op een wandelpad langs de zee loopt. Soms kom je door een weiland en op een van die weilanden kwam ik een hele kudde geiten tegen en één bok. Maar dat was dan ook een bok van jewelste. Hele grote horens en duidelijk niet van plan voor mij uit de weg te gaan. De geiten wel, die renden allemaal weg, maar de bok bleef stokstijf staan, met de kop dreigend naar voren en mij aanstarend. Ja, dan kun je vriendelijk vragen of je passeren mag, maar dat werkt niet, dus ik besloot gewoon door te lopen en te doen alsof ik hem niet zag. Dat lukte, want hoewel hij dreigend naar mij bleef kijken, verroerde hij zich niet.
Omstreeks het middaguur was ik in Castro Urdiales en toen ik dit per sms aan het thuisfront meldde, meende Gery mij daar een restaurant en een hotel aan te kunnen raden. Die had ze natuurlijk ook niet van zichzelf, maar kijk, zo gaat dat niet natuurlijk. Een pelgrim moet zijn eigen weg zoeken, dus ik heb alle verleidingen weerstaan en ben doorgelopen naar Islares. En hier zit ik nu lui te zijn in de lounge van een goed hotel zonder heel veel luxe, maar wel met uitzicht op zee en… € 10 goedkoper dan het hotel dat zij aanraadde.
Het enige nadeel is dat ik pas om half tien kan gaan eten, een beetje laat voor de pelgrim dus. Dat is trouwens hier overal zo: je gaat niet voor half tien aan tafel en om elf uur komen de Spanjaarden nog rustig een restaurant binnen wandelen. ‘t Is natuurlijk zoals je het gewend bent, want de Spanjaarden die in Nederland zijn geweest, vinden dat wij een gek land zijn: om negen uur ’s avonds gaat de keuken in een restaurant dicht in plaats van open en om zeven uur ’s avonds kan je niet eens meer een museum of zo bezoeken. Daar hebben zij ook gelijk in.