Vandaag heb ik de hele dag samen gelopen met Douglas, de Canadees. We hebben ongeveer hetzelfde tempo, dus dat is wel lekker. Het was een prachtige tocht door een schitterend natuurgebied met kurk- en steeneiken. De eikels van die steeneiken worden opgevreten door de varkens. Men zegt dat ze hierdoor van die goeie ham leveren! Er schijnen ook heel veel roofvogels te zitten, maar ja, daar heb ik niet veel verstand van, dus die soorten kan ik niet uit elkaar houden. Onderweg zag ik soms voor of achter me de mensen, met wie ik vannacht in Aljucen heb geslapen. Vaak lopen we natuurlijk dezelfde afstanden ongeveer, met uitzondering van de fietsers. Vooral na aankomst is dat gezellig.
Onderweg kwamen we voorbij een kruis, dat officieel het kruis van ‘San Juan’ heet, maar door iedereen betiteld wordt als het kruis van ‘niño muerto’, het dode jongetje. Het wordt zo genoemd omdat er op de naamdag van San Juan een jongetje door de wolven is opgegeten. Wij vroegen ons af waarom dat jongetje zo ver van huis was, maar dat vertelt het verhaal uiteraard niet.
Ik slaap dit keer in een klooster. Aangezien de broeders hier van een siësta houden, gaat de poort op slot van half drie tot half vijf. Wie binnen is, kan dus niet naar buiten en wie buiten is, kan er niet in.
Om half acht vanavond kunnen we hier eten en dan gaat om negen uur weer de poort dicht tot morgenochtend zeven uur.
Eerst vond ik dat wel wat overdreven streng, maar in het klooster is een psychiatrische inrichting, waar ongeveer vijfenzeventig mensen door de broeders verzorgd worden. Dan is het ook wel logisch dat de regels wat streng zijn, anders wordt het een bende natuurlijk. Overigens betalen de broeders dat uit eigen middelen, ze krijgen geen geld van de staat of zo.
Nu moet ik even iets opbiechten. Er is hier maar één kamertje, verder een slaapzaal met bedden. Slinks heb ik het toen op snurken gegooid en ….. nu heb ik dat kamertje! Dus de list werkte voortreffelijk.
Morgen wandel ik 26 km naar Valdesalor. Naar Aldea del Cano is maar 15 km en dat vind ik te weinig. Bovendien schijn je daar op een betonnen vloer van het stadion te moeten slapen en daar ben ik te luxe voor geworden. In Valdesalor zijn echter maar vier slaapplaatsen of zo, dus nu hebben we met onze Duitse vriendinnen afgesproken dat we daar op elkaar wachten en dan gezamenlijk een taxi nemen naar Caceres. Daar hebben de dames al een kamer voor me besproken, dus dat komt helemaal goed. De dag daarna laat ik me dan wel weer terugbrengen om alsnog de 12 km van Valdesalor naar Caceres te gaan lopen.
Ziehier de vindingrijkheid van de pelgrim.
Zo Theo, jij laat je door dames verzorgen! Jij hebt het maar voor elkaar. Ik werd hier in Cirauqui door een Nederlandse pelgrima al bestempeld als een ouderwetse, slavendrijvende huisman die z´n vrouw de was maar laat doen. Dus ja, ik laat me door een bepaalde dame verzorgen en ze vindt het niet erg ook! Ultreia!
Wat moet een pelgrim als jij toch veel doorstaan! Regen en modder, harde betonnen vloeren, enz. enz. Maar toch, na regen kwam zonneschijn. En Theo, je weet als rechtgeaarde 21e-eeuwse pelgrim voldoende listen te verzinnen om niet al te veel te hoeven lijden. Gelijk heb je! Ik heb nu door omstandigheden een aantal verslagen achter elkaar gelezen en het is toch wel indrukwekkend wat je presteert, hoor!
Hulde. Nu duurt het weer een week voor ik je boeiende verslagen kan lezen omdat ik met vakantie ga naar de Nederlandse bergen in Limburg.
Hou vol tot het zoete einde!