Vanmorgen ben ik fris en monter om kwart over zeven vertrokken uit Astorga. Het is mij gisteren uiteindelijk toch gelukt een schijfje voor de camera te bemachtigen, dus er kan weer gefilmd worden. Het wordt wel wat eentonig om te vertellen, maar ik wandel, wandel, wandel. Ik wandel tezamen met enkele honderden pelgrims nu. Vanmorgen heb ik in twee uur tijd vaker “Buen camino” geroepen dan in de zes weken hiervoor. In het begin loopt natuurlijk iedereen bij elkaar, later dunt het wel meer uit.
Vorige keer heb ik in Rabanal geslapen, nu heb ik er een boccadillo gegeten en chocolademelk gedronken. De bedoeling was dat ik vandaag tot Foncebadon zou lopen. Toen ik daar aankwam, betrok net de lucht, het werd bewolkt en donker. Ik dacht: “Ja, wat moet ik hier eigenlijk de hele verdere middag zitten doen? Als ik nu doorloop naar het cruz de Ferro loop ik achter de hele meute aan en is het daar wellicht lekker rustig”. Zo gedacht, zo gedaan. De route naar boven is erg mooi en inderdaad was het erg rustig bij het cruz de Ferro. Dat was heel prettig en ik heb aan jullie allemaal gedacht. Ik was eerst helemaal alleen, later kwam er een Hollander op de fiets. We hebben een praatje gemaakt, foto’s van elkaar genomen, samen een reep chocola gegeten en een sigaartje gerookt. Daarna zijn we ieder weer onze eigen weg verder gegaan.
De eerste refugio die ik bij het afdalen zag was in Manjarin. Dat was helemaal niks, een ‘Peppie-en-Kokkie’-refugio. Allemaal borden en vlaggen aan de buitenkant en een of andere alternatieveling die de refugio beheert. Dus ik ben doorgelopen naar El Acebo. Het pad naar beneden was een moeilijk pad met veel losse stenen en zo, maar alles ging prima. De problemen begonnen pas in El Acebo zelf. Ik ging naar de eerste herberg: vol, ik ging naar de tweede: vol, ik ging naar de derde: vol. Dan maar naar een casa rural. Die is wel duurder, maar je moet toch wat. Ik ging naar de eerste casa: vol, ik ging naar de tweede: vol, ik ging naar de derde: vol, ik ging naar de vierde: vol! Toen waren alle overnachtingsplaatsen op. In de casa, waar ik het laatst was, zei de eigenaar: “Ik heb een collega in het volgende dorp en ik denk dat hij misschien wel plaats heeft, ik bel hem wel even. Meestal komt hij je dan hier ophalen”. Dat leek me wel wat. Er werd gebeld en gelukkig was er nog een kamer voor mij. Maar de mevrouw daar was er alleen en verwachtte nog gasten, dus kon me echt niet op komen halen. Dus zat er niets anders op dan nog maar eens 3,5 km naar beneden te lopen. Naast de route loopt de autoweg en die wordt volgens mij alleen maar gebruikt door fietsende pelgrims en busjes, waarin pelgrims vervoerd worden. Maar ik liep en liep.
Al met al heb ik vandaag vanaf vanmorgen kwart over zeven tot vanavond half zeven gelopen en de respectabele afstand van 42 km afgelegd! Gery vond het zielig voor me, maar dat was het niet. Het was toch een hele mooie dag voor me met mooi weer en maar even dreigende wolken, waar toch geen regen uit kwam.
En als beloning zit ik nu in Riego de Ambros in een schitterende kamer met een badkamer en…. een balkon om in de zon lekker mijn sigaartje te roken. Dat alles kost me maar € 20. Dus niemand hoeft medelijden met me te hebben.
Echt medelijden heb ik ook niet met je, want je doet het tenslotte allemaal zelf.
Maar uit ervaring weet ik dat het niet leuk is. Je denkt dat je er bent voor die dag, maar door overal nee te horen, zijn de laatste kilometers toch een beetje zwaarder.
Maar Jacob zorgde weer goed voor je.
Suzan haalt me de woorden uit de mond! Nee, echt medelijden heb ook ik niet met je. Het is juist andersom, soms ben ik jaloers op je. Je ziet zoveel mooie dingen en het enige waarvoor ik dan medelijden met je zou kunnen hebben is het feit dat het zo druk is. Dat lijkt me ook niet prettig. In je eentje hoef je geen rekening met anderen te houden en kan je in je eigen tempo gaan. Doe tijdens het lopen maar net of ze er niet zijn .
‘s Avonds een praatje is wel leuk.
Zie de brief van Ineke.