In aansluiting op mijn eerste verslag kan ik u vertellen dat mijn voetreis van Zaandam naar Santiago de Compostela, na 3240 km gelopen te hebben, ten einde is. Op 21 augustus ben ik in Santiago aangekomen en daar verwelkomd door Gery, mijn vrouw, en Marnix, mijn zoon. Het lopen in Spanje was wel heel anders dan de maanden in Frankrijk daarvoor. In Frankrijk liep ik overdag meestal alleen en ’s avonds ontmoette je daar dan je medepelgrims, waar je dan dikwijls heel indringende gesprekken, maar ook veel plezier mee had. Maar meestal waren dat er niet meer dan tien tot twaalf tegelijk. In Spanje is alles veel massaler: de eerste nacht bijvoorbeeld in de refugio van Roncevalles in de Pyreneeën sliep ik in een zaal met honderdveertig bedden! En dat is dan een cultuurschok op dat moment. De sfeer is dan natuurlijk ook totaal anders. Later went dat dan ook wel weer en vind je ook refugio’s die wat kleiner zijn, zodat je weer toekomt aan gewone contacten met je medepelgrims. Soms hoorde de refugio waar we sliepen bij een kerk of een klooster. Na het eten ’s avonds kwamen dan alle pelgrims weer samen voor de pelgrimsmis. Dat waren dikwijls indrukwekkende momenten.
Over de aanleiding om de tocht te ondernemen wordt onderling gepraat. In eerste instantie zegt bijna iedereen dat de reis gemaakt wordt, omdat men er nu tijd voor heeft of omdat men belangstelling heeft voor cultuur en kunst. Of gewoon voor het sportieve element erin. Maar als je dan wat langer doorpraat, blijkt er bijna altijd een dieper liggende oorzaak of aanleiding te zijn. Vooral in de dagen vlak voor het Cruz de Ferro wordt daar veel over gesproken. Het is gebruik om een steentje of iets dergelijks mee te nemen van huis en het daar bij het Cruz de Ferro neer te leggen. Het symboliseert dat je de last of de zorg die je meedraagt, daar achterlaat. En gedurende de dagen vlak voor de aankomst bij dat kruis, denkt men daar uiteraard over na en wordt er met elkaar over gesproken. Ik heb daar ook een steen neergelegd die ik meegenomen heb van het grafje van ons zoontje Ernest. En dat was heel emotioneel om te doen. Maar door de symboliek gaf het me achteraf toch een goed gevoel.
De aankomst in Santiago was leuk. Je ziet elkaar weer, want niet alleen Gery en Marnix waren daar, maar je ziet ook weer veel andere pelgrims die je onderweg ontmoet hebt. Dat is goed om afscheid te nemen. In Santiago heb ik ook mijn compostela in ontvangst genomen. Dat is een bewijs dat ik de pelgrimstocht gemaakt heb op de manier zoals de Katholieke Kerk dat voorschrijft. Daarna ben ik doorgelopen (nog 85 km) naar het ‘einde van de wereld’, dat is Fisterra. Dat was voor mij het echte einde van de reis. Zoals veel pelgrims doen, heb ook ik mijn kleding verbrand op het uiterste puntje van de kaap. Terwijl ik daar mee bezig was, gaf de vuurtoren achter mij een saluut als een daverend slotaccoord van een mooie symfonie. Daarmee kwam er een einde aan een spirituele voetreis met veel hoogtepunten. Ik zal er nog veel aan terugdenken.