Categoriearchief: 2009: Camino Primitivo

Heel erg zwaar

Het was vandaag heel erg zwaar. Deze route is veel zwaarder dan ik gedacht had. Om jullie een idee te geven: ik heb vandaag 3066 meter geklommen en 75 meter gedaald en mijn gemiddelde snelheid was ….. 2 km per uur! Het is niet alleen dat het alsmaar op en neer gaat, maar de route bestaat uit bergpaden met allemaal losse keien, zodat je ook niet echt makkelijk loopt. Soms moet je met je kont op een steen gaan zitten en je er dan maar af laten glijden.
Vanmorgen vond ik het geweldig: een prachtige omgeving, schitterende natuur, overal haviken, het was genieten.
Vanmiddag had ik spijt dat ik ooit aan dit verhaal begonnen ben en dacht ik: “Dit doe ik nooit en nooit meer” en nu denk ik: “Ik heb het toch maar gehaald”. Maar in ieder geval was ik om zes uur in mijn hotel en helemaal kapot. Ik kan me niet herinneren ooit zo moe te zijn geweest. Toen ik uiteindelijk Bigarray bereikt had, bleek het hotel ook nog 2 km buiten het dorp te liggen, dus moest ik nog 2 km, maar dat was weer over de gewone weg. En iedereen die me voorbijreed vroeg of ik mee wilde rijden of bood zelfs aan mijn rugzak te dragen, dus dat was weer heel erg aardig. Niet dat ik dat gedaan heb, maar toch.
Ik ben onderweg wel veel wandelaars tegengekomen, maar die liepen allemaal met zo’n ‘dag’-rugzak en hadden dus geen 17 kilo op hun rug.
Maar ik ben gearriveerd en zit nu lekker op het balkonnetje van mijn kamer een sigaartje te roken na het douchen, mijn wasje doen en het avondeten. En weet je welk uitzicht ik nu heb vanaf mijn balkonnetje? Op de spoorlijn, waar elk uur de trein stopt die naar Hendaye gaat! Daar moet ik ook heen….lopend…. Ja, de duivel heeft vele verleidingen….

Berg op, berg af

Twee dingen: a) ik ben van 180 meter naar 1000 meter omhoog geklommen en vervolgens weer terug naar 180 meter en b) ik heb weer een beste slinger gemaakt.
Gisteravond heb ik kennis gemaakt met Paul uit Venlo, die met de trein is gearriveerd. Vandaag zou hij nog een vrije dag hebben en dan morgen de Pyreneeën over naar Roncevalles. Tot mijn verrassing zag ik al een bericht van hem op de website. Leuk, ik hoop dat ik hem in Santiago weerzie.
Ik stak vandaag de Pyreneeën niet over, maar loop nu in de lengterichting er doorheen. Het was boven koud en mistig, dus ik ben niet helemaal over de toppen gelopen, dan zie je niets. En wat ik vandaag gezien heb, is een droomwereld. Schitterend is het gewoon. Het is hier heel stil, je hoort geen geluiden en er zijn heel veel haviken, die zweven allemaal op de luchtstroom achter elkaar tussen de bergen door. Het is fantastisch om te zien en hier te lopen, echt waar. Ik ben een stuk of acht mensen tegengekomen, maar niemand die dezelfde richting uitloopt. Ik liep op mijn gemak, ben even gestopt om te eten en op een gegeven ogenblik dacht ik: “Hé, ik zie geen roodwitte palen meer”. Maar ja, ik zou niet weten waar ik verkeerd gelopen zou zijn, dus ik ben gewoon doorgelopen met de gedachte: “Het zal wel goed zijn”. Toen ik uiteindelijk een huis zag, dacht ik: “Toch maar even vragen”. “Nou”, zei de meneer laconiek, “loop maar door in de file, het is nog 13 km”. Dertien km? Volgens mij waren het er nog zes. Het bleek dat ik toch ergens verkeerd gelopen ben, al zou ik nog steeds niet weten waar. De meneer zei dat er ergens iets niet goed staat aangegeven waarschijnlijk, want er komt er elke dag wel één voorbij, die verkeerd gelopen is. Hij heeft me op de kaart gewezen hoe ik verder moest lopen.
Nou kan je dan wel gaan sikkeneuren dat je nog 13 km moet, terwijl je dacht dat het er maar zes waren, maar dat helpt niet veel, je zult toch moeten lopen, dus gewoon de blik op oneindig en de ene voet voor de andere gezet en tippelen maar.
Maar ja, de weg zit vol verleidingen, want op een gegeven ogenblik kwam ik bij een kruising en wist echt niet welke weg ik nu moest kiezen. Ik durfde toch niet erg het risico te nemen dat ik weer verkeerd zou lopen, want het wordt wel later en niet vroeger en om nou straks in het donker door de Pyreneeën te wandelen, leek me toch te veel van het goede. Gelukkig zag ik een eindje verderop weer een huis en dat is echt een gelukje, want er zijn hier over het algemeen heel weinig huizen. Dus ik heb de stoute schoenen die ik al aan had richting dat huis gestuurd en aangebeld. Er deed een mevrouw open met een jongetje met een woeste krullebol, maar dat kwam omdat ze net aan het harenwassen was. Ze wees me keurig welke kant ik op moest en zei toen: “Ja, ik weet het, ik mag het eigenlijk niet zeggen, want u bent een pelgrim, maar ik ga straks met de auto naar St. Etienne. Als u nou gaat lopen en ik rijd u straks ‘toevallig’ achterop en vraag of u soms mee wilt rijden, dat mag toch wel?” Nou, tegen zoveel vriendelijkheid heb je natuurlijk niets meer in te brengen en zo komt het dat ik toch nog keurig op tijd in het hotel in St. Etienne-de-Baïïgorry ben gearriveerd. Mijn aardige chauffeuse is lerares en gaat in april met een schoolklas naar Santiago. Wel met de bus, maar wie fietsen wil, mag dat. De bagage gaat dan gewoon in de bus mee.
Ik zit nu in een heel goed hotel en mocht meteen gebruik maken van de computer. Jullie zien, mijn weg is geplaveid met vriendelijke mensen.

Het valt niet mee, zo’n vrije dag

Gisteravond waren er drie pelgrims uit Marseille: een pastoor met zijn broer en schoonzus. Dus toen hadden we een pastoor voor de pelgrimsmis en hij heeft dat ook heel goed gedaan. De schoonzus was geboren in Aix-en-Provence, dus ik vertelde dat wij daar ook gewoond hadden en dat Ernest er geboren was en ook dat hij niet meer leeft. Daar waren ze natuurlijk van onder de indruk. Vanmorgen vertrokken ze, terwijl ik aan het ontbijt zat en toen kwam de schoonzus nog even naar me toe, gaf me een dikke zoen en zei: “Ik zal aan u denken, hoor, als ik in Santiago ben”. Lief, hè? Heus, er zijn veel meer goede mensen op de wereld dan slechte, alleen vallen die minder op waarschijnlijk.
Maar verder valt het gerust nog niet mee, zo’n vrije dag. Je loopt toch een beetje met je ziel onder de arm en het idee dat je eigenlijk zou moeten lopen. Maar goed, ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt en eens uitgebreid gegeten tussen de middag op een terras aan het water bij de brug. Daar keken heel wat toeristen jaloers naar me. En het waren er weer heel wat vandaag, het was weer erg druk. Trouwens, ook de gîte zit weer propvol met pelgrims. Er kwam een stel aan dat van Hendaye naar St. Jean-Pied-de-Port gelopen was, dus de omgekeerde route van wat ik ga doen. Zij vertelden dat het af en toe een heftige route was, maar nergens gevaarlijk. Ik ben benieuwd. Ik kreeg van hen ook een paar adressen, dus ik heb vast voor de eerste twee nachten een kamer geboekt. Dan is Geer ook weer geruster, want die maakt zich zorgen of ik wel onderdak heb.
Gery meldde dat ze me miste, dus ik kreeg een aanval van medelijden met haar en dacht: “Ze zit daar maar alleen, ik stop er mee”, dus ik stuurde haar een sms-je dat het genoeg was. Maar ja, toen hing ze onmiddellijk aan de telefoon met de vraag of ik helemaal gek geworden was. Dat ze niet voor Piet Snot de hele tuin aan het wieden was met het zweet in de nek, want als ik nu naar huis kwam, had ze dat voor niks gedaan, want dan had ze net zo goed kunnen wachten totdat ik het deed. Nou ja, tegen zulke vrouwenargumenten kan ik niet op. Ik heb het trouwens ook geweldig naar mijn zin, ook dit keer weer. Dus ik ga morgen gewoon weer verder op mijn pad.
Na het eten heb ik een siësta gehouden, dat is wel het voordeel van een vrije dag, en daarna heb ik op een muurtje bij de Bastille een sigaartje gerookt. Terwijl ik daar mee bezig was, landde er een helicopter op het rugbyveld om een patient op te halen, die daar in een ambulance stond (of waarschijnlijk lag) te wachten. Het duurde lang voor de helicopter weer opsteeg en meestal is dat niet zo’n goed teken. Nu is het hier wel veel gebruikelijker dat een helicopter uitrukt om een patient op te halen, want het dichtstbijzijnde ziekenhuis is ruim 50 km verderop.
Nu keer ik zo langzamerhand terug naar de gîte, want het borreluur is aangebroken. Dan drinken we met zijn allen een borrel en vertelt iedereen waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat. Nu zullen jullie zeggen: “Nou, heen gaat? Naar Santiago de Compostela natuurlijk”, maar dat is niet waar, lang niet iedereen loopt door naar Santiago. Er zijn er veel die bijvoorbeeld tot Leon lopen of Burgos, omdat ze niet langer vakantie hebben. Hier in de gîte is een mevrouw die uit Toulouse is komen lopen en nu nog drie weken hospitaliseert in de gîte, dus voor ons zorgt en goed ook, en dan weer naar huis gaat.
Ik zag dat het er weer picobello uitziet op de website en ik zit er zo op. Hoe het de komende dagen gaat, of ik gelegenheid heb om mijn routekaartjes op de site te zetten, weet ik niet, want PC’ s zijn vast niet dik gezaaid op de GR 10.
O ja, ik ben vandaag ook naar het postkantoor geweest, er lag een kaart van Gery voor me die ze vorige week maandag pas gepost had, dus die was er snel. Ik moest trouwens voor de poste restante € 0,47 betalen, omdat ze zo netjes erop gepast hadden. Nou, dat bedrag is wel om overheen te komen en het is wel gezellig om post te krijgen. O ja, ik kreeg een sms-je van Jan de Wit uit Schagen, met wie ik in 2006 een stuk heb gelopen. Die bevindt zich op de GR 5 naar Nice. Ja jongens, als je er eenmaal van hebt geproefd….
Mijn vrije dag is bijna weer voorbij, dus morgen… en avant!

Bienvenu Theo

Eerst nog even vertellen wat ik gisteravond nou weer heb meegemaakt. Wat is het toch een heerlijk land. Tijdens het eten hoorden we dat er om negen uur nog een concert zou zijn in de kerk met een koor uit de Béarn in kostuum en zo. Dat leek ons wel aardig, dus snel afeten en zorgen op tijd in de kerk te zijn. We waren er keurig om negen uur, de deuren waren open en het licht brandde, maar een koor???? Jawel, dat was er wel, maar dat was aan de overkant van de weg nog gezellig aan het barbecuen! En geloof het of niet, maar wij hebben met zijn allen in de kerk braaf naar het altaar zitten staren tot tien over half tien en toen was het koor uitgegeten en klaar voor het grote gebeuren. Ze waren heel blij als koor uit de Béarn in Baskenland te mogen zingen, want het schijnt tussen die twee streken niet zo erg te boteren. Nou, daar hebben we gisteravond dus niets van gemerkt. Ik kan zo genieten van dit soort zaken, heerlijk gewoon.
Het was vandaag de hele dag bewolkt en fris. Dat wil zeggen, eigenlijk vind ik het te koud om zonder jack te lopen, maar aangezien niemand zijn jas aan heeft, doe ik het maar niet.

Esprit-du-Chemin-web Maar enfin, ik werkte mij snel door de kilometers heen en streek neer in een warme stal in de vorm van de gîte ‘L’ Esprit du Chemin’, waar ik gereserveerd had. Het warme welkom bleek ook uit het briefje dat ik op mijn bed vond: ‘Bienvenu Theo!’ in het Frans en in het Baskisch ‘Girgie Etonie!’ Leuk, hè? De gîte is sinds de vorige keer opgeknapt en erg mooi geworden. Er is ook een stiltecentrum achterin de tuin gekomen, maar eerlijk gezegd ben ik zelf meer gebaat bij de centrifuge die er ook is. Zo is er dus voor ieder wat hij nodig vindt of graag wil. Er schijnt hier ook een zekere Wim te zijn, die vanuit Eindhoven is komen lopen, dus die zal ik vanavond wel bij het eten zien, denk ik.
Verder ben ik het stadje ingegaan en heb op het pelgrimsbureau een nieuwe credencial gekocht. De mijne is nog wel niet vol, maar ik haal het niet met één en dan vind ik het wel leuk om een nieuwe in gebruik te nemen als ik in Spanje ben. Op het pelgrimsbureau heb ik meteen gevraagd om informatie over de GR 10 van St. Jean Pied de Port naar Hendaye, omdat ik die wil gaan volgen. Ja, die konden ze me niet geven, aangezien het geen officiële pelgrimsroute is. Ik moest maar naar het Office de Tourisme gaan. Dus op naar het Office de Tourisme, maar ja, daar mochten ze het niet verkopen, ik moest maar naar de boekwinkel gaan. Dat is ook Frankrijk. Bij de boekhandel vond ik gelukkig wat ik zocht en ik ben nu in het bezit van een mooie gids van Hendaye naar St. Jean en die ga ik dus in omgekeerde richting lopen.
Ik ben ook in het internetcafé geweest en kwam wel op de website, maar zag alleen het bovenste plaatje en na heel lange tijd verscheen mijn fotootje ook nog, maar verder kwam ik niet, dus ik ben er maar mee opgehouden. Ik heb mij uiteraard beklaagd bij het thuisfront, maar Marnix en Gery waren bezig om de routekaartjes op een andere plaats te zetten, omdat de website zo traag wordt. Ze waren er druk mee, ik zie volgend keer wel of het beter gaat. Nu ga ik de stad niet meer in, want wat is het er ontzettend, walgelijk druk, je kunt over de hoofden lopen. Allemaal toeristen! ‘Je ken der niks van zeggen’, maar eigenlijk….. ‘het most niet maggen’!

Brr ….. koud

Het is hier koud, althans dat vind ik en met mij hier velen. Het is hier nu maar 18 of 19 graden en dat terwijl we 30 gewend zijn. Het moest niet mogen. Maar gelukkig was het vandaag wel droog. Ik ben om kwart voor zeven opgestaan, heb op mijn dooie gemak mijn rugzak ingepakt, ontbeten, naar de bakker en met stokbrood in de rugzak weer op weg. De route begon tamelijk vlak en onderweg kreeg ik een praatje met een meneer die het gras in zijn tuin stond op te ruimen. Hij bleek fysiotherapeut geweest te zijn, dus we kregen een interessant ‘kwalen’-gesprek. Ik vertelde van mijn hernia’s en dat je, als je dan zo op bed ligt, het gevoel hebt nooit meer te kunnen lopen. Hij zei dat het voor alle partijen een grote overwinning was op het moment dat iemand weer kan gaan staan. En toen ik zei, dat ik soms in een gîte sliep, maar ook soms in een hotel, omdat ik nou ook weer niet echt een lijdende pelgrim ben, sprak hij wijsgerig: “Meneer, een mens is niet gemaakt om te lijden”. Ik bedoel maar, ik ben niet de enige die dit denkt. Overigens had hij wel lekker aan het lijden verdiend, want hij had een kolossaal huis met een nog grotere tuin.
Na een uurtje kwam ik op het punt, Gibraltar geheten, waar drie routes samenkomen en dan wordt het één route naar Ostabat. Daar stond het Bourgondische meisje, met wie ik gisteravond gegeten heb, te praten met het Oostenrijkse echtpaar, Adolf en Hildegard. We hebben foto’s en films van elkaar gemaakt. Ik zei dat Oostenrijkers horen te zingen en dan met hun handen op hun dijen horen te kletsen. En toen hebben zij voor mij een berglied gezongen, geweldig leuk.
Vervolgens liep het pad knap steil omhoog en ontmoette ik twee Nederlandse meiden die op de fiets onderweg naar St. Jean Pied de Port waren. Een beetje het type ‘hockeymeiden die iets origineels willen doen’, maar heel erg aardig. Dankzij mijn GPS kon ik hen precies vertellen hoe hoog we zaten en zij vonden het ‘gaaf’ en begonnen meteen vaktaal uit te slaan en vragen te stellen waarop ik het antwoord niet wist natuurlijk. De generatiekloof dus.
Halverwege de bergbeklimming liep ik Adolf en Hildegard weer achterop, want die zaten te rusten. Zij hadden ineens het ‘Gipfel’-gevoel gekregen, hoewel we echt nog niet aan de top waren beland. Maar ja, als je dat gevoel krijgt, hoor je schnaps te gaan drinken, dus dat deden ze. Toen moest ik van hen dat ‘Gipfel’-gevoel ook meevieren en uiteraard ook met schnaps. Zo kwam het dat ik verder als een turbo naar de top liep en vervolgens afdaalde naar Ostobat, waar ik al om twaalf uur was. Het café waar ik de vorige keer geslapen heb zat vol schone dames en er was dus geen plek meer voor een ouwe kerel. Maar geen nood, ik werd naar de buurvrouw gestuurd, maar moest beloven wel in het café te komen eten. Dus ik begeef mij naar de buurvrouw, althans naar de poort van haar boerderij, waar ik netjes aanklopte, terwijl de mevrouw van het café op honderd meter afstand toekeek. Helaas, volgens Geer is het “Wie klopt in geloof ziet de deur voor zich opengedaan”, maar dat kwam mooi niet uit, de poort bleef dicht. Mevrouw riep vervolgens vanaf afstand dat ik moest schudden aan de poort. Dat deed ik, heel het stadje schudde op zijn grondvesten, maar zie, de poort ging open en ik was van harte welkom. Ik heb nu een giga appartement voor mezelf voor € 15.
En voor morgen heb ik al een slaapplaats gereserveerd in ‘L’ Esprit du Chemin’, de gîte in St. Jean Pied de Port. Misschien blijf ik daar wel een dagje. Ik had vandaag eigenlijk wel door kunnen lopen naar St. Jean ook, maar dan ga ik te hard. En haast is uit den boze voor een pelgrim.

O, die routekaartjes

Eerst even mijn gram kwijt: ik word zot van die PC’s en het mislukt iedere keer om mijn routekaartjes erop te zetten. Ik loop me rot om ergens op tijd te zijn en neem bijvoorbeeld vandaag: in de gîte in St. Palais, waar ik nu ben, hebben ze een PC, waarop ik wel de website kan zien, maar het lukt me niet om mijn kaartje te uploaden. Goed, dus ik ren naar de mediatheek hier…..is dicht. Morgen schijnt er bij de bakker in Ostabat een PC te zijn die het goed doet. Daar wil ik het nog één keer proberen en als dat ook niet lukt, kunnen jullie verder naar de kaartjes fluiten. Zo, jullie zien dat ik aardig losbollig en vrijgevochten begin te worden, plichten en zo….weg ermee!
Hoe gaat het verder met pelgrim Theo na deze ontboezeming? Nou, ik mag wel zeggen: uitstekend! Alleen begon het vanmorgen om half acht, toen ik in een barretje mijn ontbijt ging scoren, te regenen en dat heeft het gedaan tot elf uur. Dus toen waren we goed nat met zijn allen. Want je loopt wel alleen, maar komt elkaar toch steeds weer ergens tegen, onderweg of in een gîte. Ze noemen mij de ‘doyen’ van de camino, een soort nestor of oudste of hoe je het ook vertaalt. Dat komt niet omdat ik zo wijs ben of zo, maar omdat ik anderen wijs hoe ze niet door het bos hoeven lopen om toch op de plaats van bestemming te komen en als het nat weer is, heeft dat aftrek, want dan word je erg nat als je door de bossen loopt.
Ik passeerde op een gegeven moment het Oostenrijkse echtpaar en vertelde hen dat er twee mogelijkheden waren: een weg die niet door het bos ging, en nog een andere die korter was. Ja, toen kregen ze problemen, want de één wilde de ene weg en de ander de andere natuurlijk, zo gaat dat in een goed huwelijk. Dus ze zeiden dat ik er nu getuige van was dat hun wegen uit elkaar liepen en vervolgens ging ieder zijns weegs. Na een kilometer of acht komen die wegen toch weer bij elkaar en toen zat mevrouw heel trots al op een muurtje op ons te wachten. Haar weg was dus korter!
Ik ben de laatste kilometers over de gewone weg gaan lopen, maar dat doe ik niet meer, want er was me een verkeer, niet normaal, en hard rijden, verschrikkelijk, je vreest voor je leven. Dan maar liever een stukje omlopen.
Mijn allergie is bijna over, ik heb geen jeuk meer, alleen ziet het er nog niet fraai uit. Er is vandaag trouwens ook geen zon meer geweest, na elf uur bewolkt met een temperatuur van ongeveer 22 graden. Prima wandelweer.
Ik zit nu in een gîte in een voormalig klooster, waar Belgen de scepter zwaaien. Elke avond om kwart voor zeven geven ze een familieconcert, dus daar ga ik straks zeker heen. St. Palais is een leuk stadje. Ik heb er net shampoo en wasmiddel gekocht, want die heb ik in Navarrenx laten liggen. Dat is wel leuk, want dan zeg ik dat ik iets moet hebben dat klein, sterk en goedkoop is en dan gaat iedereen voor me aan de gang. Dus heb ik nu wasmiddel in een tube, want ‘die wordt steeds kleiner’. Slim gevonden.
Vandaag heb ik ruim 26 km gelopen, morgen ga ik naar Ostabat. Daar schijnt het weer groot feest te zijn, dus ik ben benieuwd.

Navarrenx

Het ging vandaag uitstekend, het was excellent weer om te lopen, niet te warm, niet te koud en droog. Morgen wordt er regen voorspeld, maar dat zien we dan wel weer.
Ik zit nu in dezelfde gîte als de vorige keer en hij zit barstensvol met Fransen, Zwitsers, Oostenrijkers en mijn persoontje. En ik heb weer zoveel plezier gehad, ‘t was weer een toneelstuk. Een Fransman had zijn was in de wasmachine gestopt, maar toen hij die er weer uit wilde halen, ging de deur van de wasmachine niet meer open. Nou, toen had je hem moeten zien, hij haalde alles uit de kast, sloeg als een wilde op de wasmachine, draaide woest aan alle knoppen, sprong op en neer, rende heen en weer, precies zo druk als Louis de Funès. Ik stond ondertussen gewoon mijn wasje met de hand te doen. Toen hij weer wegrende om een nieuwe penning te halen om erin te gooien dan maar, dacht ik: “Dat ding moet toch gewoon opengaan”, dus ik zette de programmaknop op nul en….geruisloos ging de deur open. Toen had je hem moeten zien, hij keek naar me of ik acuut heilig geworden was en de wederopstanding zelve. Nou, die heeft een wondertje beleefd en ik heb daarvoor mogen zorgen.
Ik ben naar de dienst geweest, samen met nog een paar anderen. De pastoor zelf was er niet, maar dat is ook geen wonder, want die moet in totaal vierentachtig kerken bedienen, dus die heeft wel iets te doen. Na de dienst kregen we een borreltje aangeboden in de presbytère. Door ‘iemand’ was een vage afspraak gemaakt dat ‘iemand’ ons op zou komen halen om naar een restaurant te gaan. Die ‘iemand’ was op dat moment aan het jeu-de-boulen of zoiets, maar toen een van de zusters hem ging halen, was hij er niet meer. Wij braaf wachten met zijn drieën; de andere twee keken of ze er zeker van waren dat alles in orde kwam, maar ik had zo mijn twijfels. Na een tijdje kreeg die ‘iemand’ een naam: het bleek dat we op zoek moesten naar ene Jean-Pierre die ‘ergens’ aan het honkballen was of ‘zoiets’. Uiteindelijk vonden we hem, maar hij was zo verschrikkelijk dronken, dat we het zelfs niet aandurfden die ene kilometer naar het restaurant met hem mee te rijden. Dus de hele escapade was voor niets, want uiteindelijk zijn we naar een restaurant vlakbij gegaan.
Daar was het ook niet alles. Het eten was goed, maar ik wilde een ‘gâteau basque’ als toetje hebben. Volgens mij hoefden ze alleen maar een stuk taart op een bordje te leggen, maar na drie kwartier was er nog steeds geen toetje. Toen heb ik daar maar van afgezien en we hebben ook maar geen koffie genomen. Anders wordt het veel te laat en lopen we kans de gîte op slot te vinden.
Het is trouwens groot feest hier in Navarrenx en op dit moment zit de hele hoofdstraat vol met mensen aan tafels, die bezig zijn om de stier op te eten die vorige week in Orthez is gedood.
Heerlijk land!!

Bloedheet

zweten-web

Om half acht ben ik vertrokken in de nevel en dat duurde zo tot half twaalf ongeveer en daarna werd het bloedverzengend heet, ruim 32 graden. Ik heb dus rustig gelopen. In het begin was het verschrikkelijk klimmen en dalen, dus dan doe je vanzelf rustig aan. Bovendien kwam ik een boer tegen, die me een ‘tussenweggetje’ wees en dit keer vond Jacobus dat ook prima, want ik verdwaalde niet en kwam weer keurig op de route terecht. Dat scheelde me 3 km.
Maar ja, er moest natuurlijk toch een ontbering zijn, Corrie, daar heb je gelijk in. Ik was van plan om dit keer tussen de middag een lekkere omelet te eten in een bar die ik me van de vorige keer herinnerde, maar die was wegens vakantie gesloten. Hersenen zijn trouwens toch rare dingen, want ik herinner me wel dit barretje en als ik in dorpjes kom, herinner ik me die weer, maar van de route onderweg herinner ik me vrijwel niets, die lijkt gewoon weer nieuw. Maar goed, meestal eet ik tussen de middag bijna niets, dus zo’n ramp was het nu ook weer niet.
Om drie uur was ik bij de gîte in Arthez-de-Béarn, waar een briefje op de deur zat met een telefoonnummmer dat ik moest bellen. Dat deed ik netjes, maar kreeg te horen dat ik me maar lekker moest installeren en doen waar ik zin in had, er zou later wel iemand komen. Dus ik heb mijn tukje gedaan, mijn wasje en mijn douche. Toen verscheen er nog een wandelaar met een hele open voetzool. Die heb ik geholpen met verbinden. Ik ben blij dat mijn voeten het zo goed doen: ik heb geen blaar gezien nog.
Na een poosje kwamen er nog twee Zwitsers en nu zijn we met zijn vieren. Misschien loopt de gîte nog verder vol, maar onderweg heb ik weer geen pelgrim gezien. Verbazingwekkend is het en blijft het dat er zo weinig pelgrims zijn, terwijl deze route vorige keer toch veel drukker was. Misschien wachten ze allemaal tot volgend jaar, als het weer een heilig jaar is?
Er is hier wel een internetcafé, maar dat is helaas om twee uur dichtgegaan.

Iets meer dan soep

Nou, het was wel iets meer dan een pan soep gisteravond. We werden met zijn allen aan het werk gezet. De Franse huisvader en ik moesten de aardappelen schillen en konden zo tegelijkertijd gezellig keuvelen. Hij zit al twintig jaar in de gemeenteraad. Dat komt, omdat hij steeds weer een nieuwe wens heeft, zegt hij. En zo zie je, dat er in Frankrijk niet zoveel veranderd is. Toen we vijfentwintig jaar geleden in Le Havre woonden was het al zo dat, als je iets gedaan wilde hebben, bijvoorbeeld een goed hek om je tuin of een verhard pad naar je huis, je als een haas in de gemeenteraad moest gaan om dat voor elkaar te boksen. Daarna kan je er dan gevoeglijk weer uit, behalve natuurlijk als je nog meer wensen hebt.
Maar al met al hadden we dus een heel menu te eten met negentien man sterk. Het was oergezellig. Ik had de Belgen een beetje zitten plagen met de taal. Halverwege het eten komt ze ineens naar me toe en zegt: “Je bent toch niet echt een Fransman geworden?” Ik zei: “Nee, hoezo?” “Nou, wij eten de sla altijd bij het eten en niet daarna zoals Fransen doen”. Dat was scherp opgemerkt.
Na het eten hebben we gezamenlijk de afwas gedaan en daarna kwam er nog een gezin: man, vrouw en maar liefst negen kinderen in de leeftijd van drie tot achttien jaar. Zij mochten slapen in de kleuterklas.
Ik lag op de kamer met twee mannen en twee vrouwelijke hoogleraren, die meteen vroegen of ik snurkte. “Ja”, zei ik, maar dan moet je zeggen: “Théo, tourne” en dan houdt het op. Vanmorgen meldden ze dat ik wel gesnurkt had, maar ‘gentiment’. Ze hadden blaren en daar probeerden ze van alles aan te doen met zalfjes, compeed, gaasjes, enz. Dus ik zei dat ze ze beter met leukoplast af konden plakken als ze nog dicht waren, maar ze wisten niet hoe dat moest. En dus zat deze pelgrim vanmorgen nederig de voeten van twee hoogleraren dakpansgewijs met leukoplast af te plakken.
Ik kon vannacht niet slapen van de jeuk en zit weer onder de rode bulten en blaasjes. Eerst dacht ik aan insecten, maar ik herinner me dat ik dit twee jaar geleden ook had en dat het toen een zonne-allergie bleek te zijn. Het ziet er nu precies hetzelfde uit en ja, ik heb natuurlijk heel veel zon op mijn lijf gehad de laatste weken. Ook nu is het, na een paar dagen afkoeling, weer erg warm geworden.
Dus ik heb er vanmorgen stevig de wandelpas weer ingezet en was net voor sluitingstijd van de apotheek om half één vanmiddag in Arzacq-Arraziguet. In de pharmacie concludeerde men ook dat het door de zon kwam, maar dat het nu te laat was, ik had in april al iets moeten gaan slikken ‘ter voorkoming’. Maar gelukkig ging ik niet met lege handen de deur uit, integendeel, uiteraard vertrok ik met een indrukwekkende voorraad zalfjes en pillen. Een zalfje om erop te smeren, pillen om te zorgen dat de jeuk minder wordt, een crèmetje als bescherming tegen de zon en zelfs een hele spuitbus met een soort schuim dat ik erop moet spuiten. Ik las dat het tegen brandwonden was, dus die laat ik nog maar even zitten.
Toen had ik vanmiddag dus zeeën van tijd. En wat doe je dan? Nou, slapen, douchen, een wasje, mijn telefoon in elkaar zetten, die gevallen was en uit elkaar lag en vervolgens het dorp in op zoek naar een computer. Die was er wel, maar dateert nog uit de vijftiger jaren of zo, want het duurde wel een kwartier voor ik de website zag verschijnen. Na dit zware werk heb ik mij naar een terrasje gesleept en nu komt ‘mijn’ Franse huisvader eraan om samen met mij een pilsje te drinken. Het is onbeleefd om dat af te slaan en ik heb geleerd altijd beleefd te zijn, dus…proost en tot morgen!
O ja, mocht je een kaartje willen sturen, dan kun je dat nog poste restante naar Hendaye sturen, voor St Jean Pied de Port is het te laat, ben ik bang.

Veel meer pelgrims

Wat is het toch leuk als je een paar talen spreekt. Gisteravond aan tafel ben ik in het Frans, Duits, Engels en Nederlands aan het koeterwalen geweest. Het hele restaurant zat vol pelgrims. En maar vertellen en ervaringen uitwisselen, leuk is dat. En dat alles onder het genoegen van een ‘menu pèlerin’: hors d’ oeuvre varié, filet de boeuf met boontjes, flan als dessert, wijn, water en koffie toe en dat alles voor € 12,50. En ik was natuurlijk toen al keurig naar de mis geweest. Daar waren ongeveer twintig mensen (dus lang niet alle pelgrims) en een heel aardige pastoor. We hebben het lied “Tous les matins….” natuurlijk weer gezongen onder begeleiding van een Duitser op de blokfluit. Verder waren er geen buitenlanders.
Er is een groep van veertien Fransen die ik voor moet zien te blijven vanwege de slaapplaats. Toen ik vanmorgen net op weg was, bleek er ineens een meer te zijn dat niet op de kaart stond. Bovendien was er een snelweg aangelegd, zodat de route in mijn gidsje totaal niet meer klopte. Dus Corrie, je kunt gerust zijn: ik snijd dan af en toe wel stukjes af, maar moet het later altijd weer terugbetalen, want ik heb me rot lopen zoeken en allerlei ommetjes gemaakt. Het lijkt het leven zelf wel weer. Je probeert wel eens iets stouts, maar wordt meestal weer teruggefloten. Ik heb trouwens vanmorgen van het hele stuk dat ik gelopen heb, niets herkend, dus misschien heb ik nu wel een heel andere route gelopen.
Enfin, na al dat gedwaal zag ik na 20 km een gîte en ik was het zat, dus daar ben ik neergestreken. En het was goed dat ik op tijd was, want nu zit de gîte helemaal propvol, sommige pelgrims moeten dus al hun tentje opzetten. Het is wel gezellig zo met iedereen. De Franse familie is er ook weer. Meneer blijkt suikerziekte te hebben, dus wordt angstwekkend in de gaten gehouden door zijn vrouw en de dochter is helemaal kapot, ze kan gewoon niet meer. Ze moet ook elke dag zo’n enorm gewicht dragen, want ze is echt erg dik, ik vind het heel stoer dat ze toch nog steeds de moed opbrengt om weer te starten. Maar ze heeft het erg zwaar, is in een week ruim 7 kg afgevallen. Dat lijkt wel fijn, maar dat is allemaal vocht en het zit er straks waarschijnlijk zo weer aan, dat is wel sneu.
De gîte wordt beheerd door Waalse Belgen en ik heb hen gezegd dat ik hen Nederlandse les zal geven vanavond, want dat is tenslotte ook hun eigen taal. Af en toe begrijpen ze wel woorden en dan roep ik al: “Zie je wel, dat het je eigen taal is?” Vanavond koken ze voor alle pelgrims een grote pan soep, want dit schone dorp, dat Miramont-Sensacq heet, bezit weliswaar één hotel en één winkel, maar die zijn op maandag allebei dicht. En uiteraard ook geen internetcafé, dus nog even geduld.
Morgen ga ik maar 14 km lopen, anders moet ik er veertig en dat is wel een beetje veel. De conclusie is wel dat ik nu drie dagen ga doen over een stuk dat ik drie jaar geleden in twee dagen heb gelopen. Ach ja, de ouderdom, hè.

Papbenen

Dat was heerlijke luxe gisteravond, vannacht en vanmorgen. Dus heb ik vanmorgen ook maar een beetje uitgeslapen. Toen ik wegging, zei ik dat het luxe geweest was, maar dat dit natuurlijk niet elke dag zo kan. “Dat is maar goed ook”, was het antwoord, “anders krijg je papbenen!” Daar kon ik het dus verder mee doen.
Ik heb wel de route gevolgd, maar ook een alternatiefje genomen. Dat vond ik wel een handigheidje van mezelf om een stukje de gewone weg te nemen. Dat loopt even makkelijker en dan spaar ik wat kilometertjes uit. Dus ik was een beetje trots op mijn eigen slimheid. St. Jacques heeft echter zo zijn eigen wijsheden en troefde mij weer eens af. Aan het einde van de rit bleek namelijk dat de officiële route, die ik had moeten gaan, door de slechte begaanbaarheid was afgesloten en dus heeft iedereen vandaag mijn alternatieve route gevolgd. Omdat ik pas om kwart over negen ben vertrokken, kwam ik dus achteraan de rest van de pelgrims en wandelaars aan in Aire sur l’ Adour.
Ik was van plan om mijn tentje op te zetten op de camping, maar toen ik aankwam, begon het net te regenen. Dus dan maar eerst een stempel halen in de kerk. Dat kreeg ik en toen heb ik gezegd dat ik een slaapplaats zocht met een bed, een bad, champagne en een masseuse en dat allemaal graag voor een prikkie. Ze konden me alles leveren, behalve een masseuse, want “u bent hier in de kerk”. En uiteraard rekenden ze wel op me voor de mis om zes uur.
Alle gekheid op een stokje: ik zit nu in een keurige gîte met een wasmachine, dus het wasje gaat automatisch dit keer en dat is ook al luxe.
Ik moest hier wel even streng zijn, want er liggen overal reclamefolders van taxibedrijven, die voor jou je rugzak naar de volgende overnachtingsplaats brengen en dat kan natuurlijk niet in een pelgrimsplaats. Gery maakte het nog erger door te zeggen dat ze nooit en te nimmer die rugzak alleen in de taxi zou laten gaan, maar er dan zelf naast zou gaan zitten. Ik vraag u: Waar zijn de principes op heden gebleven? Ben ik dan nog de enige met principes? Ik zeg tegen mezelf: “Je wou toch zo nodig lopen? Dan zal je ook lopen, kreng. Hup!” Nee, ik vind het gewoon nog steeds erg leuk. Het was vandaag veel minder warm, gisteravond hadden we hier een donderbui die je volgens mij in Zaandam kon horen en daarna is het afgekoeld.
Enfin, er zitten weer 26 km meer in deze papbenen, morgen weer verder.

Onder de sloffen weggeroffeld

Gisteravond heb ik nog even gezellig met de Franse familie zitten praten, althans met de man en vader. Hij loopt omdat het moet, het hele plan is van zijn vrouw en dochter. Zijn vrouw heeft ook alles minutieus voorbereid, hij weet tot bijna een kwartier nauwkeurig waar en wanneer hij ´s avonds aankomt. Zijn vrouw en dochter hadden ook het plan gehad om een ezel aan te schaffen, want dan kon er meer bagage mee, maar daar was hij voor gaan liggen en had het geweigerd. “Ach”, zei hij berustend, “en nu ben ik de ezel”.
Overigens moet je ook bij dat minutieus plannen je vraagtekens zetten, want gisteravond riepen ze dat ze heel vroeg weggingen, zodat ze er voor de grootste hitte waren. Enfin, om half zeven vanochtend sprongen ze eruit en draafden in het rond. Ik ben toen maar om zeven uur eruit gegaan, want ik kon toch niet meer slapen. Toen ik om half acht vertrok voor een ontbijtje liepen ze nog in het rond. Terwijl ik zat te ontbijten, liepen ze voorbij. Halverwege de rit passeerde ik hen alweer, want toen lagen zij uit te rusten, je kunt tenslotte niet altijd lopen. Ik geloof nooit dat ze St. Jean Pied de Port halen, want ze zijn verschrikkelijk dik, ik snap niet hoe ze op het idee zijn gekomen om dit te doen.
Ik heb vandaag even 20 km onder de sloffen weggeroffeld, heb het grootste gedeelte over de gewone weg gelopen. Het is wel grappig, want ik heb deze route drie jaar geleden ook gelopen. Er zijn dus stukken, die ik me nog herinner alsof ik er gisteren geweest ben. Er zijn ook stukken, die ik in eerste instantie niet herken. Bij Mansiet bijvoorbeeld was ik helemaal vergeten dat daar een arena voor stierenvechters is, maar toen ik het zag, was het ”O ja, en volgens mij was hier tegenover ergens een café”. En dat klopte ook. Nou niet zeggen dat ik alleen de café’ s maar herken natuurlijk. Er zijn ook hele stukken die ik absoluut niet herken en waarvan ik me niet eens kan voorstellen dat ik die eerder moet hebben gezien.
Om kwart over twaalf, etenstijd toevallig, kwam ik bij de gîte van Nogaro aan, die op dat tijdstip uiteraard dicht was. Toen had ik de keus: of tot drie uur vanmiddag met rammelende maag wachten tot de mevrouw van de gîte (waarvan ik me herinner dat er destijds heel veel vliegen waren, maar dit terzijde) weer terug was of doorlopen naar het hotel, waar een restaurant bij is en waar ze toevallig ook kamers hebben. En naast dat alles hebben ze ook een……. zwembad-web zwembad.
En het is hier nog steeds heel erg heet.
Wat zouden jullie dan doen? Nou niet schijnheilig zeggen dat een pelgrim moet lijden, terwijl je zelf languit in de tuin ligt.
Dus ik nam het hotel en ik kan jullie melden dat ik, ter compensatie van de meerdere kosten, me tussen de middag heb beholpen met een eenvoudige maaltijdsalade. Nou, ja niet zo heel erg eenvoudig, maar toch……

Drukker

En ja, nu is het een stuk drukker. Met zenuwachtige pelgrims, die zich afvragen hoe vroeg ze morgen zullen vertrekken om nog een slaapplaats te kunnen bemachtigen. Ja, dat was ik dus even vergeten hoe het er dan ook weer toegaat.
Ik heb vanmorgen over de beroemde spoorlijn van Jan de Wit gelopen, Jan, als je dit leest, het station is er nog steeds en de seinpalen ook!
Ik kwam ook langs de gîte van Frits de Duitser, maar, Suzanne, “Der Fritz war nicht da”, alleen allerlei mededelingen dat hij ook foto’s van de camino had, die alleen gasten mochten zien. Dus ik ben maar doorgelopen naar de gîte communiale. Daar aangekomen moest ik wachten tot de VVV weer openging, want daar moest ik de sleutel halen. De gîte zit in een oud gebouw, maar is wel netjes opgeknapt.
Het is nog steeds heel warm, maar volgens het weerbericht schijnt het morgen minder warm te worden. Ik heb er niet zoveel last van. Nu ga ik op zoek naar een goed restaurant. Ik lig op een kamer met een Frans gezin, waarvan elk der leden een respectabel aantal kilo’s weegt, mag ik wel zeggen.
Allez broeders en zusters, tot morgen maar weer.

Op bekend terrein

Dit was nou weer een ouderwets rustig dagje. Vanmorgen om half negen ben ik vertrokken en als een speer langs de route départementale naar Montreal de Gers gelopen, waar ik om twaalf uur aankwam. Bij aankomst zag ik een Relais de Saint Jacques en aangezien het toch twaalf uur was, kon ik daar niet voorbijlopen. Ik had een menu met een buffet van voorgerechten, vlees met pasta en kaas, een buffet van nagerechten, water en wijn. Dat alles kostte me in totaal € 11,50. Ik snap niet hoe ze het voor dat geld kunnen doen. In mijn gids zag ik staan dat ik er ook kon overnachten, maar nee, dat deden ze niet meer, want er is volgens hen geen belangstelling genoeg voor. Ik had, eerlijk gezegd, meer het idee dat ze er niet zoveel zin in hadden tijdens de vakantieperiode, maar ik kan het mis hebben natuurlijk. Maar geen nood, ik wist van drie jaar geleden dat er ergens een boerderij moest zijn, waar ik de vorige keer geslapen heb, dus meteen boog zich het hele restaurant over de vraag waar dat ook alweer was. Nou, dat viel nogal mee, ik heb nog maar 2,5 km hoeven lopen, toen was ik er. Dus nu bivakkeer ik in Séviac in een boerderij met verschillende gastenkamers. Ik slaap zelfs in dezelfde kamer als drie jaar geleden, dat is wel komisch. Maar ook hier ben ik alleen en Madame zegt dat er inderdaad heel weinig pelgrims zijn dit jaar. Hoe het komt, weet niemand. Geen gelovigen meer? “Er komen wel namaakpelgrims”, mopperde mevrouw, “toeristen die voor een prikkie willen slapen. Ik zie het al als ze eraan komen. Als ze er zo sportief uitzien, weet ik genoeg en komen ze er niet in”.
Het is hier nog steeds heel, heel erg warm. Ik zit nu buiten een beetje af te koelen en af en toe voel ik een heel klein beetje wind.
Vanavond eet ik met de familie en morgen wandel ik naar Eauze. Dat is maar 16 km en de hele route is bekend, want ik zit nu weer op de route van drie jaar geleden. Ik ben zeer benieuwd of ik nu meer pelgrims tegen ga komen. On verra!!

Mézin

Het was ontzettend warm vandaag. Onderweg passeerde me een fietser, die een temperatuurmeter op zijn fiets had en het was in het bos en in de schaduw 33 graden. Dus ik liep er warmpjes bij zogezegd. Nog steeds is het erg stil op de route en het verhaal dat het in voor- en najaar wel druk is, geloof ik ook niet zo erg meer, want middenin het bos kwam ik een boer tegen, die ook een gîte heeft en die vertelde dat hij hoogstens vier keer per maand mensen heeft. Een kwestie van de kip en het ei volgens hem (ja, je bent boer of niet): pelgrims klagen erover dat er zo weinig faciliteiten zijn en mensen zetten geen gîtes op, omdat er zo weinig pelgrims zijn.
Ik heb een hele tijd langs een spoorweg lopen ploegen door het mulle zand. Dat liep niet lekker en hoewel alle seinpalen en zo aanwezig waren, heb ik tijden geen trein gezien en aangezien het gras tussen de bielzen groeide, ben ik toen maar tussen de rails op de bielzen gaan lopen. Toen ging ik als een speer, Jan de Wit uit Schagen zou er tevreden over zijn.
Ik kwam lekker op tijd in Mézin aan en zit nu in een hotel, dat geleid wordt door verstandelijk gehandicapten. Het is allemaal heel simpel en kost dan ook maar € 18. Er is ook een restaurant bij, maar ik weet nog niet of ik daar ga eten. Tenslotte is volgens de toeristische informatie Mézin het centrum van de wereld. Er is hier zelfs een president van Frankrijk geboren: Armand Fallières. Hij was president van 1906–1913, maar ik heb, eerlijk gezegd, nog nooit van de man gehoord. In deze plaats is wel bijna alles: een grote kerk, muren en poorten, maar om nou te spreken van het centrum van de wereld?
Vanaf hier is het nog ongeveer 1100 km naar Santiago, dus ik ben er nog niet. Maar ik zie op de borden al wel plaatsen vermeld, die op de route van Le Puy naar St Jean Pied de Port liggen en ik hoop morgenavond te kunnen slapen in Montréal en dan ben ik dus weer op de ‘bekende weg’. In ieder geval zijn er dan meer overnachtingsmogelijkheden.

Bâton magique

Vanmorgen weer lekker op stap. Het was even de weg zoeken het dorp weer uit, maar al gauw liep ik weer boven in de heuvels. Op een gegeven moment moest ik onder een elektriciteitsdraad doorkruipen en daar houd ik helemaal niet van. Dus eerst heel voorzichtig mijn rugzak en wandelstaf er onderdoor geschoven en net toen ik zelf wilde gaan kruipen, kwam er een mevrouw, die riep dat er geen stroom op zat. Daar heb ik toen meteen maar een praatje mee gemaakt. Vol trots vertelde ze dat de boerderij en al het land dat ik zag van haar waren. Ze hadden het gekocht van een Italiaanse baron die in het kasteel dichtbij woonde. Deze had op een gegeven moment zoveel schulden dat hij zes boerderijen moest verkopen. De Italiaanse familie komt nog wel eens kijken hoe het gaat, maar het kasteel is verkocht aan een Engelse familie, die zich nooit laat zien en die niemand kent. Dat vond ze erg, want beter een ‘voisin’ dan een ‘cousin’, zei ze. Ik vond het wel een mooie opmerking, ik had hem nog nooit gehoord. Toen ik verder ging, vroeg ze of ik voor haar wilde bidden als ik in Santiago ben. Dat heb ik uiteraard beloofd en met een “Que Dieu vous bénisse” kwam ik de rest van de dag wel door. En… ik ben niet verdwaald vandaag.
Na de koffie in Port Ste Marie liep ik op de rotonde aan de overkant van de brug, toen er een auto de rotonde opscheurde, vervolgens keihard en echt met gierende banden de rotonde rondreed en de auto op het grasveld midden op de rotonde parkeerde. Het portier vloog open en er kwam een man uit, die riep: “Meneer, wacht even, wacht even, want ik heb ook Santiago gedaan”. En zo stonden wij daar uitgebreid ervaringen uit te wisselen. Zijn dochter zat ook in de auto, maar die kon wel wachten volgens hem, dit was belangrijker. Dat zijn leuke dingen om mee te maken.

wandeltak-web Mijn wandelstaf begint hoe langer hoe meer af te schilferen, maar voorlopig loopt hij nog steeds lekker en hij heeft samen met mij al heel wat meegemaakt. De mensen hier noemen het een ‘bâton magique’, omdat hij indrukwekkend is van vorm en lengte en omdat ik zo langs mijn neus weg vertel dat ik er al duizenden kilometers mee gelopen heb. Dat doet het wel.
Verder was de weg naar Vianne heet en lang, maar het plaatsje maakte alles weer goed. Het is een schitterend plaatsje, een bastide, maar bijna helemaal nog intact. Er staat nog 1250 meter muur om de stad heen met vier poorten en als je op het plein staat, zie je allevier de poorten. Bij een restaurant vroeg ik waar de gîte municipal was en het antwoord was: “Hierboven, maar u moet eerst naar het gemeentehuis”. En daar heb ik weer zo’n heerlijk staaltje echte ouderwetse Franse bureaucratie meegemaakt, ik heb ervan genoten. Het gemeentehuis werd bezet door twee mensen: een jonge man, die duidelijk de baas was, en een mevrouw die duidelijk al het werk moest doen. Ja, ik kon in de gîte, maar toen kreeg ik toch een berg formulieren om in te vullen, dat wil je niet weten. Overal natuurlijk de datum en handtekening erbij. Toen ik ondertussen vroeg of ze ook een stempel hadden voor mijn credencial, was het antwoord: “Jazeker”, maar ik kreeg hem niet. Ik kreeg hem namelijk pas nadat ik € 17,50 had betaald voor de overnachting. Haast was er niet bij natuurlijk, alle papieren werden keurig precies opgevouwen en in ordners opgeborgen en toen bracht mevrouw me weg naar het restaurant waar ik vandaan kwam. Het is echt een schitterende gîte, drie grote kamers met in totaal acht bedden, een compleet ingerichte keuken en een salon met acht leren stoelen voor de TV. Iedere kamer heeft ook een eigen badkamer, dus alles picobello.
Na het wasje en het dutje was het tijd voor een heerlijke ‘bananasplit’, dus lui op het terras zitten en dat heerlijks bestellen. Wij halen thuis nog vaak het verhaal op dat moe op bezoek bij ons in Frankrijk was, Gery meetroonde naar de stad omdat ze in een bepaald restaurantje van die overheerlijke bananasplits hadden. Die moest en zou Gery proeven. Enfin, toen het puntje bij het paaltje kwam, kreeg Gery geen bananasplit, want de bananen waren op! Ik wachtte op mijn bananasplit en zag ineens de baas naar de buurvrouw lopen, dus ik dacht: “De bananen zijn op!” En dat bleek te kloppen, want hij kwam terug met een banaan. Zo beleef je toch elke dag weer iets en ik geniet nog steeds.
Ik las op de website het commentaar van Anonymus dat het op de Camino Primitivo nog veel leger is, maar het gekke is dat ik dat weet en daar dus op reken. Maar hier had ik dat niet verwacht en dan is het toch anders. In deze streek wonen ontzettend veel Engelsen, bijna alles staat ook in het Engels. Dat wist ik ook niet. Zo zie je, het is altijd anders dan je denkt en iedere camino heeft zijn eigen aardigheden.
Ineke, ik heb het kaarsje voor je gebrand, nu maar hopen dat het helpt!

Clairac werd het niet

pruimen-web Vanmorgen vertrok ik bij mijn Engelse gastheer en Groningse gastvrouw met een grote zak pruimen mee voor onderweg. Die hebben me tijdens de wandeling van vandaag uitstekend gesmaakt, mag ik wel zeggen!. Ik moest meteen al vrij steil naar boven klimmen, dat was om warm te lopen. De beloning was een erg mooi uitzicht over het dal van de Lot, badend in de zon. Later verdween de zon en werd het bewolkt, maar warm. De paden zijn hier over het algemeen slecht, veel stenen en het gaat constant op en neer. Verder zie je nog steeds niemand en de route leidt je om elk dorp dat je tegen zou kunnen komen snel heen. Ik zou deze route een volgend keer niet meer nemen, denk ik, want ik houd juist van onverwachte ontmoetingen en bezienswaardigheden op de route, ik vind het wel leuk om door dorpjes te komen. ‘t Is maar net wat je leuk vindt natuurlijk.
In ieder geval was ik op tijd in Clairac, waar volgens de gids een gîte zou zijn. Die was er ook…. met een laconiek briefje op de deur dat madame twee maanden op vakantie was. Het enige hotel zag eruit of het al jaren en jaren gesloten was, dus dat hielp ook niet veel. Bij de VVV heb ik daarna een heel gezellig praatje gehouden, maar zij hadden verder ook geen mogelijkheden. Vreemd is het dat er zo weinig overnachtingsmogelijkheden zijn. Je zou denken dat het komt omdat er ook zo weinig mensen deze route lopen, maar iedereen zegt hier dat het frappant is dat het elk jaar hartstikke druk is tot en met juni, dat er dan in juli en augustus ineens niemand meer is en dat de stroom weer begint in september.
Maar goed, al met al had ik nog geen bed, dus ben ik snel weer aan de wandel gegaan richting Aiguillon. Volgens de route was het 15 km, maar ik dacht: “Mooi niet, ik ga niet weer kilometers omlopen” en ben over de gewone weg gelopen. Dat kan hier wel, er is wel aardig wat verkeer, maar je loopt nergens gevaar en het laatste stuk liep ik op een fietspad langs de rivier en dat was gewoon erg mooi. Dan zie je tenminste toch wat mensen en kom je wel door de dorpen. En toen bleek de afstand maar 8 km te zijn. Nu bivakkeer ik in het centrum van Aiguillon in een ‘Logis de France’, het is vrij oud, maar mijn kamer kost maar € 35, dus duur is het niet. En het restaurant is erg goed. Daar heb ik wel weer even zitten genieten. Aan de tafel naast me zat een Belgisch echtpaar met drie jongens. Die jongens waren niet echt heel vervelend voor de andere gasten of zo, maar gewoon wel lekker dwars. De oudste wilde zijn zonnebril per se niet afzetten, de twee anderen, een tweeling, zaten dan de oudste weer te pesten en vervolgens met patat naar elkaar te gooien en pa en moe maar wanhopig verbieden. Heerlijk om te zien en heel herkenbaar, het riep heel wat herinneringen op.
Mijn wasje hangt weer te drogen, mijn batterijen staan allemaal op te laden, dus ik ben weer klaar voor morgen!!

Een beetje te gek

Oef, vandaag was het wel een beetje al te gek. Ik heb vannacht niet veel geslapen, want het feest op de camping ging door tot drie uur in de nacht met veel luidruchtige muziek en lawaai. Om zes uur schrok ik alweer wakker, want ik meende druppels op mijn tent te horen en dacht dus: “Snel eruit en inpakken om mijn tentje een beetje droog te houden”. Toen ik eruit kroop, bleek het het geluid van de wind te zijn, maar toen ben ik er maar uit gebleven. Zodoende was ik om zeven uur alweer onderweg. Ik had gezien dat ik wel 2,5 km zou uitsparen als ik aan de andere kant van de camping vertrok, dus dat heb ik gedaan, maar helaas, na een kilometer stond ik voor een groot hek, dus zat er niets anders op dan weer terug te gaan. Dat was de eerste waarschuwing……
Goed, ik ben over de Route Nationale naar Cancon gelopen en daar heb ik heel op mijn gemakje zitten ontbijten, want ik was van plan om met de middag te stoppen.
Helaas, na Cancon kwam gewoon niets meer, geen enkel dorp waar ik zou kunnen slapen. Onderweg kwam ik langs een winkeltje, waar ik geprobeerd heb wat vers fruit in te slaan. Nou, het fruit was niets, maar er was wel water en even tijd voor een praatje. Ik heb gevraagd of er geen kortere weg was naar Castelmoron-sur-Lot, de eerstvolgende grotere plaats, want de route zoals die in het gidsje staat, was nog verschrikkelijk lang. De baas van het winkeltje vroeg of ik uit België kwam en toen ik zei dat ik uit Holland kwam, zei hij: “Laten we dan maar gewoon Nederlands spreken, vind je niet?” Hij woont al meer dan twintig jaar in Frankrijk. Hij wist een andere route, die volgens hem 8 km korter was, die kon ik nemen. Dat was de tweede waarschuwing…….
Het zal heus wel kloppen wat hij me verteld heeft, maar ik heb me gek gelopen en als iemand mij gevraagd zou hebben: “Zeg eens pelgrim, waarheen gaat gij?” zou ik geantwoord hebben: “Geen flauw idee”. Ik ben op een gegeven ogenblik een boer met een bestelauto gepasseerd en ja, een tijd later passeerde ik opnieuw de bestelauto met de boer, die vrolijk zei: “Hé, je was hier net ook al!” Gelukkig heeft hij me toen wel de juiste route gewezen en toen ging dat in ieder geval goed. Tot ik in een dorp kwam, waar de bordjes met de tekens weggehaald waren. Dat was de derde waarschuwing………
Ook dat was dwalen, dwalen en weer extra kilometers maken.
Uiteindelijk ben ik toch in Castelmoron beland, want je moet toch doorlopen, anders kom je er niet. In de gids stond dat er een hotel was. Dat was er ook, maar daar was alle leven geweken. Dan maar naar de VVV, maar die was uiteraard dicht. Dan blijft er nog maar één mogelijkheid over: het dorpscafé! Daar zaten een aantal trouwe bezoekers, die wel een chambre d’ hôtes wisten bij een Engelse mevrouw ‘of zo’. Ik moest dan maar ergens bij de burcht rechtsaf en het was een mooi huis met bloemen. Met deze vage routebeschrijving ben ik weer op weg gegaan en moest uiteraard weer zoeken, maar uiteindelijk is er redding gekomen en heb ik een kamer!! Meneer is Engelsman en mevrouw is…..Groningse. Ze hebben drieëntwintig jaar in Engeland gewoond en wonen nu vijf jaar in Frankrijk. Ik kan hier vanavond ook eten, dus toen mevrouw vroeg of ik een sleutel wilde hebben, kon ik rustig antwoorden dat dat niet nodig is. Ze krijgen mij de deur niet meer uit!
Maar goed, even languit een dutje doen, de voetjes uit de schoenen en dan begin je alweer aardig op te knappen. Verbazingwekkend hoe goed mijn voeten er toch nog uitzien na zo’n lange, zware dag. Ik heb twee kleine plekjes, maar met een algenpleister erop voel ik daar niet veel van tijdens het lopen.
Kijk, op zo’n dag ben ik natuurlijk niet de hele dag aan het zingen en als ik merk dat ik rondjes gelopen heb, hef ik ook geen danklied aan. Toch denk ik dan niet: “Ik stop ermee”. Want het blijft gewoon leuk om te doen, ook al vind ik deze route wat saai tot nu toe, vergeleken bij de andere routes door Frankrijk. Nog een dikke week en dan kom ik op de route die vanuit Le Puy gaat en dan ga ik waarschijnlijk weer zeuren dat het veel en veel te druk is, maar op deze route is het wel erg stil en zijn er weinig bezienswaardigheden. Zo zie je, het is toch elke keer weer anders. En het is prachtig wandelweer: droog met een temperatuur van zo’n 25 graden. Dat heb ik wel eens anders gehad. Bovendien ga ik morgen echt maar 18 km lopen tot Clairac en dan stop ik.
Er komen nu een paar toeristenplaatsen achter elkaar, dus daar zal het onderdak vinden vast makkelijker gaan. En nu……….lekker slapen!

Een schone camping

Het waren ontzettend aardige mensen gisteren in het paardencentrum en vanmorgen hoefde ik zelfs helemaal niets te betalen omdat ik pelgrim ben, maar wat was het er vies. Gruwelijk gewoon.
Ik was van plan om vandaag niet ver te lopen, maar toen ik in Castelonnès was, was het pas half elf. Te gek voor een pelgrim, jullie zouden nog gaan denken dat ik een luie pelgrim was. Er zal toch wel commentaar zijn op de foto’s, dat ik er te goed uitzie en zo, niet genoeg afgesloofd, zal ik maar zeggen. Ja, kan ik het helpen dat ik het gewoon weer heel erg naar mijn zin heb?
En, om mijn goede wil te tonen, ben ik toen toch maar doorgelopen naar Lougratte. Al met al was het vandaag een wandelingetje van 23 km, dus goed te doen en ik ben op tijd op mijn bestemming. Ik sta nu op een hele schone camping aan een meertje (ik lijk wel een echte Hollander). Onderweg is er nog steeds geen pelgrim te zien, maar hier op de camping zijn weer genoeg mensen, het staat vol met Fransen die voor 80% uit het noorden komen. Niet dat ik nu al al mijn huishoudelijke taken heb gedaan, want ik ging even een hamer lenen bij de buren. Die zijn vanmorgen met de motor vertrokken uit Duinkerken en ja, voor je het weet, maak je een praatje en voor je het weet, zit je dan aan de koffie. Het gevolg is dat ik nu alles nog moet gaan doen.
Vanavond is hier een zogenaamde thema-avond. Voor € 10 krijg ik dan eten en volop muziek. ‘k Ben benieuwd wat het gaat worden. Muziek is er nu ook al volop, dus pelgrim Theo stort zich vanavond in het feestgedruis!

Een stevig eind

Een mens kan zich vergissen en een pelgrim ook. Eerst heb ik vanmorgen vrij veel tijd verdaan in Bergerac, omdat ik een stempel van de bisschop wilde hebben. Nou, die heeft er heel lang over gedaan om een stempel te zetten en toen weer heel lang om een balpen te zoeken, dus daar ging veel tijd mee heen.
Ik had in mijn gids gezien dat de eerstvolgende overnachtingsmogelijkheid 38 km verderop is en daar had ik nou niet zoveel zin in, dus ik ben bij de VVV gaan vragen naar chambres d’ hôtes. Daar hebben ze overal rondgebeld en uiteindelijk iets gevonden in een of ander paardencentrum in een dorp. Kosten € 10, dus veel kon het niet zijn, maar mijn route werd wel 9 km korter, dus daar doe je wel iets voor. Enfin, even koffiedrinken en daarna op weg door de straten van Bergerac. Dus ik loop daar vrolijk door de straten en opeens zie ik een zwarte Mercedes met donkere ramen, die recht op mij afkomt. Het leek wel een of andere gevechtsfilm en eigenlijk verwachtte ik half en half dat het raampje open zou schuiven en er een of ander luguber pistool naar buiten zou komen. Nou, het raampje ging wel open, tot zover klopte het, maar …….. de arm die eruit kwam, had mijn gidsje in de hand en een euro. Het gidsje had ik op mijn koffie-adres laten liggen per ongeluk met een euro, die ik als fooi had neergelegd. Die werden me nu netjes achterna gebracht. De euro kreeg ik terug, want ‘een pelgrim hoeft geen fooien te geven’.
Nou, na zoiets loop je weer met goede moed verder. Het landschap is nu helemaal veranderd, de bossen liggen achter me en nu loop ik veel door wijngaarden. Tussen de middag heb ik op een terras zitten eten en toen moest ik nog 20 km naar mijn paardencentrum. Althans, dat dacht ik. Inderdaad, na 20 km belandde ik in het dorp Plaisance, maar daar was het paardencentrum nog niet. De mensen aan wie ik onderweg steeds vroeg waar het was, riepen blijmoedig dat het niet ver meer was, nog vijf minuten of zo. Zij bleken bij die vijf minuten echter uit te gaan van vijf minuten met de auto, want uiteindelijk bleek het paardencentrum 7 km buiten het dorp te liggen! En niet 7 km verder op de route, nee, 7 km de verkeerde kant op, dus die moet ik morgen weer teruglopen om op de route te komen. Achteraf gezien had ik dus beter de overnachtingsplaats van mijn gidsje aan kunnen houden, maar ja, achteraf kijk je een paard in zijn kont. En dat doe ik nu dus bijna letterlijk. Ik geef toe, € 10 is niet veel geld, maar zelfs dat weinige geld wordt hier niet omgezet in schoonmaakmiddelen, heb ik wel gemerkt, want schoon is het hier niet.
Aardig zijn ze wel, want ze hebben me vanavond naar het restaurant gebracht en ook weer opgehaald. Dus pelgrim, niet zeuren, maar moedig voorwaarts. Tot morgen.

24-7-2009: Het thuisfront

“Goh’, zei iemand tegen me, “zo raar, als ik Theo’s website opendoe, kan ik ineens niet meer zien wat er geschreven is, ik weet niet wat ik fout doe”.
Nou, ik wel, namelijk niets. De enige die iets fout deed, was ik en daardoor was ineens 95% van alle verhalen gewist. Dat was grote paniek, ik zag mijzelf alweer alle berichten, die ik in ieder geval wel ooit ook in Word heb opgeslagen, opnieuw op de website zetten.
Tot mijn grote geluk had Marnix vorige week toevallig een back up gemaakt, zodat de schade niet al te groot is.
Er zijn een paar reacties verloren gegaan, maar jullie kennende, wordt dat vast en zeker door jullie opgelost. In ieder geval zijn we nu weer bij en gaan (weer vrolijk) verder.

Tulpen uit Rotterdam

Het was een schitterende dag vandaag. Vanmorgen vertrokken Jacques en ik in een donderbui en vervolgens heeft het twee uur geregend. Daarna werd het droog en scheen de zon. Vanmorgen was er nergens een bar te bekennen in het dorp waar we koffie wilden drinken, dus toen kregen we van een inwoner gratis koffie en konden zelfs kiezen uit zwart, met melk of espresso. Ja, de mensen zijn hier erg goed voor arme pelgrims, dat is toch geweldig?
Jacques loopt vandaag voor het laatst en vindt dat erg jammer, want dit is hem prima bevallen. Het is de eerste keer dat hij dit doet, anders loopt hij veel marathons. Hij heeft ook een marathon in Rotterdam gelopen en dat was een van de leukste volgens hem. Daar verschijnen namelijk bij de laatste meters hele mooie jonge meisjes, die tulpen naar de lopers gooien. Kijk, dat is wat anders dan die Amsterdammers die net doen of zij het alleenrecht van de tulpen hebben. Dat doet mijn Rotterdamse hart goed.
Overigens is het aan de rugzak van Jacques te merken dat hij voor de eerste keer loopt, want hij heeft zeven onderbroeken bij zich voor die paar weken. Ik zei dat ik er twee had voor drie maanden en toen zei hij: “Ja, maar het moest van mijn vrouw!” Hij kon daar zelf erg om lachen. Verder heeft hij een hele apotheek bij zich aan medicijnen tegen alle mogelijke kwalen. Niet dat hij ook maar één klein kwaaltje heeft, maar ja, je zou er eventueel toch wel eentje kunnen krijgen en aangezien je niet weet welke, moet je dus voor alles iets hebben. Daar hebben we dus samen veel lol om gehad.
Tussen de middag hebben we alleen een ‘pain aux raisins’ gegeten, maar eerlijk gezegd heb ik niet veel honger tussen de middag, meer dorst dan honger, dus jullie hoeven geen medelijden te hebben.
Enfin, in Bergerac namen we afscheid, morgen neemt Jacques de trein terug naar Limoges. Hij heeft foto’s gemaakt en beloofd die naar Gery te sturen, zodat ze ze op de website kan zetten, dus die zullen te zijner tijd wel verschijnen. Ik heb een hotel genomen, op mijn gemak mijn dagelijkse klusjes gedaan en ben gaan eten. Ik zit net op het terras aan het voorgerecht en wordt dan op mijn schouder getikt: Jacques. Nou, toen hebben we verder maar gezellig samen gegeten. Theo-en-Jacques-Vignaud-web

Een rustig dagje

Het was een rustig dagje vandaag. Bij vertrek had ik geen flauw idee waar ik zou gaan overnachten en van mijn gidsje werd ik niet veel wijzer. Volgens mijn gidsje was de eerstvolgende mogelijkheid namelijk Bergerac, 40 km verder en dat leek me toch wel erg ver. In voorgaande jaren werd ik daar dan wel wat zenuwachtig van, maar nu dacht ik: “Ik ga gewoon lopen, er komt wel wat”. En ziedaar, ik kwam Jacques tegen, de Fransman die nu in zijn eentje doorgaat naar Bergerac. Jacques heeft alle gidsen bij zich die er maar te bedenken zijn, een hele bibliotheek aan boeken en ook een lijst met chambres d’ hôtes en dus werd er gebeld naar zijn logeeradres en ik kon daar ook terecht. Zo zie je maar, Jacques zorgt voor me. Het is maar 17 km naar Villamblard, mijn logeeradres, dus ik ben rustig doorgekuierd en was al om twee uur vanmiddag op mijn bestemming. Net op tijd, want mevrouw stond op het punt te gaan klaverjassen en zei blij: “O, bent u er? Dan kunt u mooi Jacques ontvangen, anders staat hij voor een dichte deur”. Nog snel werd me de kamer gewezen, maar toen moest ze echt weg. Dus ik had de beschikking over het hele huis, een tuin met tuinstoelen en een koelkast met drank. Het enige nadeel was dat ik de deur niet uit kon om een internetcafé op te zoeken, maar alla, dat komt dan nog wel. Op mijn kamer hangt een bordje dat ik niet zelf mag wassen, want dat doet mevrouw voor het bedrag van € 4. Ik hoopte wel dat ze op tijd terug zou zijn of een droger had, anders zou mijn wasje niet droog zijn. Je ziet, ‘des pelgrims zorgen zijn vele’, maar met een goede sigaar in het hoofd en een lekker maal in het vooruitzicht zijn die zorgen wel te dragen.
Mevrouw is 75 jaar, dus heeft geen zin meer om hele maaltijden te koken. Daarom heeft ze een afspraak gemaakt met het restaurant in het dorp, dat we daar eten kunnen halen. Vandaag was het restaurant wel dicht, maar we konden het toch gewoon gaan halen. Dus toen Jacques was gearriveerd en het etenstijd was, togen wij naar het betreffende restaurant. Het meisje dat op de stoep zat te spelen meldde vriendelijk dat het restaurant dicht was, maar toen wij uitlegden hoe het in elkaar zat, ging ze haar moeder roepen. Die deed de deur op een kier en zei: “Ja, dat klopt, ga maar op het bankje zitten, over vijf minuten is het klaar” Dus wij zaten op het bankje voor een dicht restaurant te wachten: vijf minuten, tien minuten, een kwartier, twintig minuten…. Toen ik nog maar een keer ging vragen, was het net klaar en konden we binnenkomen. En daar stond een blad op ons te wachten van zowat een vierkante meter met een grote hoeveelheid schalen en schaaltjes, gewoon geweldig. En zo liepen wij dwars door het dorp met een enorm blad tussen ons in. Een avontuur op zich.
Onze gastvrouw heet Kiers, niet echt een Franse naam en ik vroeg dus hoe ik dit uit moest spreken. Ze vertelde dat ze oorspronkelijk uit Duinkerken komt en zei: “Je moet dus Kiers zeggen, en niet Ki-èrs, zoals die Fransen doen”.

Bezoek

Vanmorgen ben ik op tijd vertrokken, want het zou heet worden en ik wilde op tijd in St. Astier, mijn bestemming voor vandaag, zijn. En heet is het geworden! Wat te denken van een temperatuurtje tussen 32 en 35 graden? Dan loop je te puffen en moet je een beetje rustig aan doen, vooral als er dan ook nog een paar flinke stijgingen in de route zitten. Na zo’n stijging stond ik net even uit te blazen en naar adem te happen, toen een stel motorrijders me passeerde: jonge knullen van zo’n jaar of vijfentwintig met stoere helmen met vlammen erop en zo. Ik wou net gaan schelden, want wie knoert er nu zo door de bossen, toen er geremd werd en gestopt en ze terug kwamen rijden. “Meneer, heeft u een GPS? Wat gaaf. Hoe werkt dat nou?” Toen stond ik dus als ouwe baas aan een stel jonge knullen ‘deskundig’ uit te leggen hoe zo’n ding werkt. Die ‘deskundigheid’ heb ik dankzij de lessen van Marnix, hij zou trots op me geweest zijn als hij erbij was geweest. Toen ik ook nog zo langs mijn neus weg zei: “Ja en als het kan, zoek ik een cybercafé op en dan stuur ik de bestanden naar huis en komen ze op mijn website”, kende de bewondering geen grenzen meer.
Ik zei dat nu wel en ik hoor nu al in gedachten: “Nou, dat hebben we anders niet gezien”, maar dat ligt niet aan mij. Als ik een internetcafé zie, snel ik daar onmiddellijk met al mijn attributen heen. Meestal kom ik wel op internet (lijkt me logisch als ik in een internetcafé ben), maar vaak kan ik mijn GPS niet aansluiten. Dus vandaar.
Op mijn wandeling kwam ik langs een huis en daar hing een kastje, speciaal voor pelgrims, buiten. Erin lagen een kaarsje, een schelp, een bekertje waarmee je water kon tappen uit de kraan naast het huis en een gastenboek. Leuk gedaan!. In het gastenboek stond een bericht van de Fransen met wie ik gisteravond gegeten heb en die vanmorgen veel eerder vertrokken zijn dan ik en daarbij stond: “Groeten aan Theo, die komt ook nog hierlangs”. Grappig, hè? Dus ik heb maar geschreven: “Hier is Theo, hij heeft uitgeslapen!” Ik zag dat twee dagen voor me een Nederlands stel loopt. Misschien zie ik die nog. Mijn Franse vrienden liepen vandaag voor het laatst, behalve één die tot Bergerac doorloopt.
Al met al was ik prima op tijd in St. Astier en besloot eerst een pilsje te drinken op een terras voordat ik naar de camping ging. Na dat pilsje ging ik weer fluks in de benen voor de laatste 600 meter, sla een hoek om en loop bijna tegen Andries aan. Die is vanuit zijn vakantieadres met Rina hierheen gereden om mij op te zoeken. Dus dat was heel erg leuk. We hebben nog iets gedronken en toen heb ik comfortabel in de auto het laatste stukje afgelegd. Vanwege de consternatie was ik toen mijn stok vergeten, dus die is Andries toen weer even op gaan halen. Makkelijk, zo’n auto!
Op de camping kon ik mijn tentje opzetten voor € 7,50, maar ik kon ook een bungalowtent huren met bed, douche, en zelfs koelkast. Op vertoon van mijn credencial een speciaal prijsje voor pelgrims: € 10. Nou, ik zou wel gek zijn als ik dat niet gedaan had. Na het douchen hebben we samen gezellig koffie gedronken en toen zijn Andries en Rina weer teruggegaan en ik ‘aan het werk’: mijn dagelijkse wasje, een sigaar roken voor de tent, op zoek naar een internetcafé en eten. Erg druk elke dag, dat snappen jullie.
Volgens de weerberichten komt er morgen onweer en wordt het daarna koeler. Ik hoop dat het vannacht gaat regenen, als ik lekker luxe in mijn tent lig en dan de druppels op het tentdak goed kan horen, hoewel…. dan is het morgen in de bossen weer een modderpoel natuurlijk en dat is ook niet leuk. Het landschap begint trouwens wel een beetje te veranderen, er komen meer wijngaarden, dus ook meer afwisseling. Ik word nog steeds op omwegen gestuurd als er een paar huizen te zien zijn of een makkelijke weg, maar die neem ik niet allemaal. Ik loop hier in Frankrijk op een Grande Randonnée en die is gemaakt voor wandelaars, voor mensen die van de natuur houden en daar ook voor komen. Dat is het doel, dus logischerwijze wordt dan de bewoonde wereld zoveel mogelijk gemeden. In Spanje loop je op de pelgrimsroute en dat is een route die naar een doel leidt en je langs allerlei bezienswaardigheden stuurt die met het doel te maken hebben. Die staan in dorpen, dus daar kom je veel door dorpen. Hier in Frankrijk bestaan ook aparte pelgrimswegen, ik kom zo af en toe bordjes ervan tegen. Ik ga me daar echter maar niet aan wagen, want ik heb geen omschrijving en geen gids ervan, dus ben bang dat ik dan hopeloos ga dwalen.
“Hoezo, dan kijk je toch op je GPS?”, hoor ik Marnix nu zeggen, maar ik roep nu gauw dat ik dan ook geen beschrijving heb van alles wat ik onderweg tegenkom en dan is er niets aan.
Ik zag onderweg een bordje: ‘Santiago 1300 km’, dus jullie zijn nog niet van me af. Gegroet!

Tussen Chancelade en Périgueux

Na een excellent ontbijt langs de waterval met allemaal ouwe bazen om me heen die al flink aan de borrel en de sigaar bezig waren (en het was echt pas acht uur), was het weer tijd voor de dagelijkse wandeling. Even buiten Brantôme passeerde ik een groot aantal campers. Gery praat de laatste tijd steeds over een campertje, nou, als ze dit gezien had, zou ze meteen genezen zijn. Bovenop elkaar, net buiten de stad, op allemaal betonnen platen sta je dan te overnachten, dus de romantiek is ver te zoeken.
Vanmorgen kwam ik twee Amerikanen uit Illinois tegen, die ook heel verbaasd waren over het feit dat het zo stil is en ze verder niemand tegenkomen. En dat is ook zo, het is erg stil en de route liep weer door de bossen en over steenpaden. En het werd steeds heter en heter. Ja, stil maar, ik weet het wel, voor de pelgrim is het nooit goed natuurlijk: te koud, te heet, te nat, te droog, modderpaden, steenpaden. Maar dat zijn wel de zaken die belangrijk zijn voor de pelgrim, moet je weten, als je in je luie stoel zit, hoef je je niet met zulke zaken bezig te houden. Ik klaag nog even verder: er waren ook grote stukken die erg steil waren, dus was het klimmen geblazen in die hitte! De route gaf een omweg aan langs een mooi plaatsje, maar dat hoefde niet en dat heb ik dus ook niet gedaan, ik liet het plaatsje maar even voor wat het was. Toen ik in een dorpje stopte bij een barretje voor een kop koffie, zaten daar dan eindelijk de eerste echte pelgrims in het gras. Die vonden het ook al erg stil en in de bar vertelden ze ook dat het dit jaar heel erg stil is op de route en dat het andere jaren veel drukker is. Vreemd eigenlijk, hoe dat nou komt, joost mag het weten.
Vanwege de hitte was mijn twee liter water op een gegeven ogenblik schoon op. Dat water wordt ook weer uitgezweten natuurlijk. Ik heb mijn zwarte T-shirt aan, dat ik elke avond was, maar wellicht niet helemaal goed uitspoel, want als ik veel ga zweten, gaat het bijna schuimen, er komen gewoon sopbelletjes uit.

Goed, ik maakte een slim plan. Ik zag in mijn gids dat er in Chancelade een bus naar Périgueux reed, dus ik dacht: “Wat let me? Ik loop naar Chancelade, pak daar de bus naar Périgueux en als het daar leuk is, neem ik daar misschien morgen wel een rustdag”.
Als pelgrim moet je dus geen plannen maken, heb ik gemerkt, want het gaat altijd anders. Volgens plan arriveerde ik in Chancelade. Daar heb ik een mooi klooster bezocht en een kaarsje gebrand voor Marnix, Geer en zus Corrie, die morgen geopereerd wordt.

mineraalwater-web Toen ik bij de portier van het klooster kwam, moest ik gaan zitten en kreeg een grote fles mineraalwater in mijn handen gedrukt met het bevel: “Helemaal opdrinken!” Ik zei dat ik bang was dat niet te halen en toen vertelde hij dat hij een andere pelgrim zo’n fles had aangeboden en dat die had gezegd: “Ik wil hem wel hebben, maar dan drink ik hem helemaal leeg, anders moet ik er mee sjouwen” en dat ook gedaan had. We vreesden beiden voor de arme man dat hem dat wel opgebroken zal hebben. Maar dat vertelt het verhaal niet, dus uitgerust en opgefrist begaf ik me naar de bushalte. Jazeker, er was een bushalte en daar bleek ook een bus te rijden naar Périgueux, precies volgens het boekje, alleen…….. de bus reed alleen als er kinderen naar school moeten in Périgueux en…… het is vakantie dus…….. reed de bus niet. Ik kon dus naar Perigueux gaan lopen, nog zo’n 7,5 km. Ik liep langs een sloopbedrijf en daar wisten ze me te vertellen dat ik naar een andere bushalte moest lopen, want dat daar wel een bus reed, omdat ik daar in de buitenwijken van Périgueux was. Dat wilde ik wel doen, ging dus op weg, maar toen moest ik, een pelgrim is ook maar een gewoon mens, heel, heel, heel erg nodig…….. Tjonge, wat moest ik nodig en dan kan een mens het erg benauwd krijgen en je kunt moeilijk zo aan de kant van de weg gaan zitten. Dus toen ik op een druk kruispunt kwam en daar een hotel zag, dacht ik: “Al kost een kamer € 200, ik neem hem.” Nu zit ik hier, halverwege tussen Chancelade en Périgueux. Ruim 30 km heb ik vandaag weer afgelegd. Ik zal dus morgen wellicht helemaal niet in Périgueux komen, al kreeg ik van het thuisfront te horen, dat ik nou morgen dus maar een klein eindje loop en een rustdag neem. Hoezo, rustdag? Ik rust eigenlijk de hele dag, vind ik. Ik loop gewoon vakantie te houden. Mijn voeten houden zich prima, alleen had ik een open plek aan mijn voet op precies dezelfde plaats als de vorige keer, maar nu op de andere voet. Dus het zal toch wel iets met mijn schoenen te maken hebben, want de andere schoen heeft Heine iets ruimer gemaakt en daar heb ik nu geen centje pijn. Gelukkig had ik algenpleisters meegenomen en dat is echt een wondermiddel, want nu is het alweer dicht en ik heb er verder geen last van.

Ik ging vanavond eten en toen ik het restaurant binnenkwam, zaten daar de mensen die ik vandaag ook al ontmoet had en ik moest meteen bijschuiven aan tafel, dus ik heb met vijf Fransen zitten eten, heel erg gezellig! Zij lopen elk jaar een paar weken. Ze hebben foto’s gemaakt en als ze weer thuis zijn, zullen ze die naar Gery sturen, dus wellicht zien jullie ze op een gegeven moment op de website verschijnen!