Een Perzisch Edelman:
Vanmorgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
mijn woning in: “Heer, Heer, één ogenblik!
Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot,
toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
– – –
Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant,
maar zag nog juist de dreiging van zijn hand.
– – –
Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan,
Voor de avond nog bereik ik Ispahaan!”
– – –
Vanmiddag (lang reeds was hij heengespoed)
heb ik in ‘t cederpark de Dood ontmoet.
– – –
“Waarom”, zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
“hebt gij vanmorgen vroeg mijn knecht gedreigd?”
– – –
Glimlachend antwoordt hij: “Geen dreiging was ‘t,
waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
– – –
toen ‘k ‘s morgens hier nog stil aan ‘t werk zag staan,
die ‘k ‘s avonds halen moest in Ispahaan.”
P.N. van Eyck