Tjonge, jonge, jonge, wat een verschrikkelijk weer was het vandaag. Het leek de zondvloed wel. Het water kwam met bakken uit de hemel, de hele dag. Het was heel verschrikkelijk. Op den duur wordt alles drijfnat, want de poncho is tegen zoveel water niet bestand. De temperatuur is ook laag, dus dan word je erg koud.
De paden zijn veranderd in grote modderpoelen en dan moet je al glibberend en glijdend door de modder de berg op klauteren. Mijn broek en schoenen zien er niet meer uit, een en al modder en slik.
Onderweg heb ik een praatje gemaakt met een mevrouw uit België, die stond te bibberen onder een afdakje. Ze zag er de lol niet meer van in. Het was haar erg tegengevallen. Ze had het boek van Hape Kerkeling gelezen en de film My Way gezien. Nou, zo was het helemaal niet, hoor. Het is een hele drukke route en de mensen zijn ook helemaal niet zo aardig in de refugio’s. Kortom, als het morgen nog zo regent, neemt ze de bus en gaat naar huis. Ik heb haar verteld dat de andere camino’s veel en veel rustiger zijn en dat dit min of meer een ‘toeristische camino’ is geworden, maar ja, daar had ze natuurlijk niet veel aan, ze loopt nu hier.
Ik heb braaf gelopen natuurlijk, weer en wind trotserend. Ik liep over een Romeins bruggetje en zag toen ineens de refugio, waar ik zeven jaar geleden heb geslapen. Toen was er helemaal niets, geen bedden zelfs, je moest op de grond slapen. Nu staan er keurige bedden en er is een nieuw restaurant bijgebouwd. Ik ben doorgelopen en heb de geplande 25 km gelopen. Toen zag ik op een afslag een bordje ‘refugio’ en daar ben ik dan ook afgeslagen. Het dorp, waar ik nu zit, heet Salceda en ik kreeg een kamer voor mij alleen op voorwaarde dat ik die, als het druk zou worden, moet delen.
Na mij spoelden nog vele armzalige pelgrims hier aan, allemaal doorweekt, koud en vies. De refugio zit nu vol en ik heb een ‘slapie’ gekregen: een Poolse schone, Silvia, die in Italie woont en Duits spreekt. Je kunt het slechter treffen. Om half acht kunnen we met zijn allen hier in het restaurant eten, dus dan kunnen we eens lekker uitgebreid klagen hoe erg het vandaag was.
Morgen hoop ik in Santiago aan te komen. Ik was van plan om daar weer een dag te blijven, maar kreeg een sms-je van Margrit, dat zij zondag in Fisterra is. Misschien kunnen we nog iets afspreken en dan loop ik de volgende dag weer door. Ja, en dan moet de thuisreis worden besproken en is het voor dit jaar weer voorbij!
Auteursarchief: pelgrimtheo
De pelgrims spoelen aan
Van de drup in de regen
Gisteravond heb ik met een Duitser uit Frankfurt gegeten in een overvolle bar. Er was maar één meisje dat bediende, dus als je eindelijk je eten kreeg was het al half koud. Maar daarom niet getreurd, dan heb je volop tijd voor een babbeltje. Hij heeft Russisch gestudeerd, maar heeft nu een baan in de IT, dus aan die studie heeft hij niets. Het was wel gezellig zo.
Vanmorgen toen ik wegging was het nog droog, maar koud. Na een half uur was het al mis, iedere keer een bui en dan weer droog, dus poncho aan-poncho uit. Daarna was het probleem van de poncho opgelost, want de regen kwam met bakken uit de hemel vallen. Om twaalf uur was ik in Melide en ik dacht: “Ik stop!” Nu zit ik in een mooi hotel met een zaal van een kamer, eigen badkamer met bad en een buitenruimte, waarvan ik de ramen naar believen allemaal open kan doen of dicht laten en waar ik mijn welverdiende sigaartje heb gerookt. Die moest ik trouwens eerst gaan kopen, want ze waren op. Dit hotel heeft toch maar één ster en kost maar € 30. Er is geen peil op te trekken. Soms heb je een veel minder hotel en betaal je meer. Hier is ook internet. Ik ben net drie kwartier bezig geweest om foto’s te uploaden en het is eindelijk gelukt.
Bij aankomst was ik de enige gast in het hotel, maar nu zijn de bussen met de pseudo-pelgrims gearriveerd. Ik moet mijn hoofd in nederigheid buigen, want daar zit ik nu dus wel tussen.
Ik heb al een paar dagen niet lekker gegeten, dus ik dacht: “Vanavond ga ik het ervan nemen”. Om kwart voor zeven stapte ik een restaurant binnen. Veel te vroeg natuurlijk, de keuken was nog niet open en ik moest wachten. Het is hartstikke koud, dus ik heb een pilsje genomen en ben in de bar gaan zitten. Een kwartiertje later komt er een andere pelgrim binnen die mij vraagt of je hier kunt eten. “Jawel, maar je moet wachten”, zeg ik, “Kom erbij zitten en neem een pilsje van mij”. Dus wij wachtten nu met zijn tweeën. Jorgen is een Deen en heeft 15 jaar gewerkt in Afrika en China bij ontwikkelingshulp. Nu loopt hij voor de eerste keer de camino, want hij wist voor die tijd niet dat het bestond. Op zich is dat niet zo wereldschokkend, maar…… hij is 80 jaar! Bij hem vergeleken ben ik dus een broekie en dat geeft hoop voor de toekomst. Het was heel gezellig en bovendien kwamen er steeds meer mensen die ook wilden eten. Op den duur zaten er minstens twaalf mensen te wachten, maar de keuken ging geen minuut eerder open. Jorgen en ik als noorderlingen hebben ons daarover verbaasd. Bij ons zou allang gedacht worden: “Laten we maar eerder beginnen, anders lopen de klanten weg”. Hier dus niet. Wie is nu het slimste?
Maar het wachten is beloond met heerlijk eten, dus ik kan er weer tegenaan!
Pseudo-pelgrims
Gisteravond hebben we een hele verhandeling gehouden over Gaudi. We, dat zijn de Australiër, twee zussen uit Litouwen, die in Londen wonen en ik. Het is wel leuk om te zien hoe iedereen het vanuit zijn eigen hoek bekijkt. Ik zei dat ik het werk van hem niet echt mooi vond, een beetje Efteling-achtig. De zussen vonden het leuk, omdat zoiets in Engeland gewoon niet kan, maar hier in Spanje kan alles. De Australiër zei dat ze in Australië helemaal niets hebben. Hij gaat trouwens na de camino nog een maand reizen met een Europapas. Daarmee mag hij minstens tien dagen in alle treinen reizen.
Vandaag is er is niet veel gebeurd. Ik heb 32 km lekker gelopen. Ik ben vertrokken in de mist, bij Portomarin werd het mooi weer en zonnig, vanmiddag betrok de lucht weer en nu is het 11 graden. Arme ik zonder trui. Ik had natuurlijk kunnen stoppen in Portomarin, maar daar had ik niet zoveel zin in. Tussen Portomarin en Palas de Rei is niet veel, alleen boerendorpen en om daar nou een hele middag te moeten rondhangen is ook niet echt leuk. Dus ben ik doorgelopen naar Palas de Rei. Ik ontmoette vandaag trouwens ook Carlos de Spanjaard weer, die kwam me achteraan hollen. Dat was even gezellig, maar ik heb hem door laten lopen, want hij loopt veel harder.
Palas de Rei vond ik de vorige keer geen leuk dorp en nu nog niet. De albergue waar ik vorige keer heb geslapen, kon ik niet meer vinden. Ik kon me vandaag trouwens ook heel weinig van de route herinneren, maar volgens mij regende het de vorige keer keihard. Ik slaap nu in een ‘hotel’. De naam doet meer vermoeden dan het is. Ik heb een kamertje waar een enorme kledingkast in staat en een bed. Dat is het, er is zelfs geen nachtkastje. Wassen en douchen moet op de gang. Dat is niet zo erg. In die kledingkast zit een gat en daarin zit een raampje dat uitziet op een andere kamer. Aan de andere kant heb ik twee raampjes die uitzien op een soort keuken. Veel uitzicht heb ik dus niet, maar dat geeft niet, ik slaap toch.
Ik heb gevraagd naar een goed restaurant en ze hebben mij een café gewezen, maar volgens mij is het daar geen haute cuisine. Het kan natuurlijk meevallen, maar zo langzamerhand begin ik ze te kennen en hier heb ik niet veel hoop op.
Het was vandaag op sommige stukken echt massaal druk. De vorige dagen was het echt veel en veel rustiger. Ik ben er nu achter hoe dat komt. Er rijden hier touringcars met zo’n vijftig mensen erin en die worden met zijn allen ergens langs de route, waar het makkelijk lopen is, gedumpt. Dan mogen ze ook een stukje camino lopen. Ze hebben natuurlijk geen bagage bij zich, alleen soms een piepklein rugzakje en, lach niet, de dames hebben natuurlijk hun handtas bij zich. Het is geen gezicht. Er liep een echtpaar zo langzaam, dat de reisleider een eindje verder op hen stond te wachten, aangezien de rest van de groep al verder was. Ik zeg tegen iedereen: “Buen camino”, natuurlijk ook tegen deze pseudo-pelgrims. En sommigen kijken dan toch echt wel wat genant.
Het leukste is echter tussen de middag. Dan zitten in het restaurant de pelgrims een boccadillo te eten met een pilsje erbij. We zijn allemaal een beetje slonzig, niet direct in het beste pak natuurlijk. Verderop in het restaurant is dan een enorme, keurig wit-gedekte tafel met borden, bestek en fraaie wijnglazen en daar strijkt dan de groep pseudo-pelgrims neer. Als ze beginnen te eten, heffen ze het glas en brengen een toost uit op de camino. Geweldig om het verschil te zien.
Ik ben nu nog ongeveer 70 km van Santiagio vandaan, dus een dag of drie lopen. Dit keer zal ik waarschijnlijk niet tijdens het weekend in Santiago zijn en zal het wierookvat niet voor mij zwaaien.
Dat heb ik al vaak gezien, dus zo erg is het niet.
Alles gaat prima, prima
Deze omweg is echt de moeite waard. Tot Sarria heb ik alleen gelopen over een prachtige route, die wel steeds op en neer ging. Ik had genoeg tijd om te bedenken hoe dom ik gisteren ben geweest. Er was namelijk gisteravond een mis in het klooster, er schijnt prachtig gezongen te worden, maar ik ben het gewoon helemaal vergeten. Nou ja, niets meer aan te doen.
Sarria herkende ik nog goed. De VVV was open en daar zijn ze nog net zo vriendelijk als zeven jaar geleden. Ik ging de deur uit met een heleboel folders van albergues, refugio’s, etc. Ik zag ook weer de bar, waar zeven jaar geleden een Spaans echtpaar werkte, dat jarenlang in Frankrijk heeft gewerkt. Dus ik ging even kijken binnen of ze er nog waren. En ja hoor. Dus ik riep blij: “Ik herken u van zeven jaar geleden”. Belangrijkste vraag van de man: “Ben ik erg dik geworden?” 
Zijn vrouw kwam er ook gezellig even bij. Ze was in de keuken pannekoeken aan het bakken, dus ik zei: “Ja, die wil ik”. Toen heeft ze voor mij een extra dikke pannekoek gebakken met een laag suiker erop. Ik heb gesmuld, wist niet dat een doodgewone pannekoek zo lekker kon zijn. Ik heb meteen Gery gebeld om dit te melden en deed dat in het Frans. Ze stond te stralen. Dat zijn toch steeds van die leuke dingen.
Enfin, ik ben weer doorgelopen en realiseerde me pas 3 km later, dat ik net zo goed in Sarria had kunnen blijven. Ook daar was niets meer aan te doen, want deze pelgrim loopt niet terug natuurlijk. Maar toen ik later een albergue zocht, heb ik er drie gehad die alledrie vol waren.
Uiteindelijk vond ik een plaatsje in Ferreiros en een heel mooi plaatsje ook. Aan de weg staat het oude gebouw. Daar moet je je melden en betalen en daar is ook het restaurant. Achter dit gebouw in de heuvel staan spiksplinternieuwe slaapzalen. Er waren nog drie bedden vrij, helaas allemaal bovenbedden en daar ben ik niet gek op, want het is altijd een geklauter als je er even uit moet, maar ik heb in ieder geval een bed. De andere twee bedden waren in een mum van tijd ook vol en daarna zijn er al heel wat mensen doorgestuurd.
Er zit hier weer van alles en nog wat: een Italiaan die in België woont, een Australiër, Spanjaarden, een Engelsman. Dat is wel gezellig om een praatje te maken met al die verschillende vogels.
Net kwam er een meisje binnen dat witte kniekousen en sportschoenen aan had. Boven die kniekousen waren hele lange stukken bloot been en daarboven een korte broek. Zo kort dat iedere man zijn ogen uitkeek. Daarboven had ze een windjack aan en verder droeg ze………een ijsmuts en handschoenen! Dat was een komisch gezicht.
Ook hier dus veel leuks te beleven, maar als ik heel eerlijk ben gaat mijn voorkeur toch uit naar de Camino de Levante. Niet omdat het hier zo druk is, want dat valt overdag echt heel erg mee. Maar het is allemaal wel erg professioneel geworden. Om een voorbeeld te noemen: zeven jaar geleden moest ik, als ik bij een beekje kwam, de schoenen en sokken uitdoen en dan door het beekje naar de overkant waden. Nu liggen er keurige stapstenen in het water, zodat je zo over kunt steken. Erg makkelijk, dat wel, maar het avontuur is er wel een beetje af. Als je de camino voor de eerste keer loopt, is het denk ik heel handig om de Camino Frances te nemen. Het is allemaal goed georganiseerd en de route is heel duidelijk aangegeven. Ik vond het wel aardig om zelf de weg te moeten vinden en zelf op zoek te moeten naar een plek om te slapen. Ik heb er absoluut geen spijt van dat ik voor de Camino Frances heb gekozen nu, het is en blijft leuk, omdat ik nu veel dingen herken en zie wat er veranderd is.
Ik heb vandaag 28 km gelopen en zit nu weer op de gewone route. Morgen op naar Portomarin en verder.
Via Samos
Vanmorgen ben ik vertrokken na een goed ontbijt en na alles netjes betaald te hebben, althans, dat dacht ik. Ik had nog net genoeg geld in de beurs. Het was heel verschrikkelijk koud en ik heb juist mijn trui weggegooid om het gewicht van mijn rugzak te verminderen. “Heb ik toch niet meer nodig”, dacht ik blij. Het was zo bar koud, dat ik steeds mijn stok van hand moest wisselen, zodat ik dan een hand in mijn jaszak kon laten opwarmen. Als de zon dan eenmaal opkomt is het binnen een uur heerlijk warm, dus zo heel erg lang duurde de beproeving nou ook weer niet.
Na 3 km ongeveer ging mijn telefoon. Ik dacht dat het Gery was, maar het was de beheerster van de refugio waar ik vannacht geslapen heb. Ze begon een heel verhaal in het Spaans waar ik geen bal van begreep, behalve dat ze steeds vroeg waar ik was. “Waarom wilt u dat weten?”, vroeg ik en toen bleek dat ze vergeten was het eten op de rekening te zetten. Het was helemaal haar fout, maar misschien wilde ik het alsnog betalen? Als ik een paar minuten wachtte, zou ze met de auto van de bakker naar me toekomen. Ik heb braaf gewacht en inderdaad, na tien minuten kwam er met vervaarlijk hoge snelheid een bakkersauto aan gereden, die remde dat het gierde en waaruit de beheerster rolde. Duizend excuses en duizendmaal dank dat ik het eten nog wilde betalen. Met het bijeenrapen van al mijn kleingeld kon ik nog net ook het tientje van het eten betalen. Heerlijk land.
Het is nu constant afdalen en het was een heftige afdaling naar Triacastela. In Triacastela wist ik nog goed de weg en ook dat de beste bar aan het einde van het dorp is. Daar heb ik koffie gedronken en een tostada gegeten. Daar heb ik ook besloten de omweg te nemen naar Samos om het klooster te bekijken. Dat heb ik vorige keer niet gedaan, dus nu is het leuk een andere route te nemen. En ik heb zeker geen spijt van die omweg, want het is echt de moeite waard. Ik liep bijna 12 km helemaal alleen, niemand voor en achter me, door een kloof langs een riviertje met watervalletjes en een oude watermolen. Het was echt heel mooi.
Toen moest ik weer naar boven en heb een stukje met een Engelsman gelopen. Opeens zagen we toen in
het dal het klooster liggen, een mooi gezicht.
Toen zijn we weer de diepte ingegaan en in Samos vond ik tweehonderd meter na het klooster een hotel. Ik kreeg de allerlaatste kamer op de vierde verdieping onder de hanebalken. Het wemelt hier van de toeristen. Ik was net op tijd voor het eten en kon zo aan tafel schuiven. Ik heb lekker gegeten: vooraf heerlijke asperges en daarna een malse biefstuk. maar die was koud van binnen en die heb ik brutaal teruggestuurd. Ik kan merken dat ik hier gewend begin te raken, want dat zou ik aan het begin van mijn tocht niet gedaan hebben. In mijn beste Spaans heb ik uitgelegd waarom en…. het lukte. Ik kreeg een nieuwe, warme biefstuk en daarna kwam de ober wel zes keer vragen of de biefstuk nu goed was.
Na de douche en mijn wasje ben ik naar het klooster gegaan voor een rondleiding. De kaartjes werden verkocht door een jonge vrouw met een baby op haar buik in zo’n hangzak. Na twee minuten kon ik met de rondleiding mee en bevond me plotseling in een grote groep bejaarden. Die moesten overal fotootjes maken van de hele groep, dus dat schoot niet op. Maar de kaartverkoopster kwam, met de baby op haar buik, hard aangerend en maakte duizend excuses. Ze had me met de verkeerde groep meegestuurd. Ik moest natuurlijk niet met de bejaarden mee, maar met de groep pelgrims. Zie je nou wel, dat ik nog een jonge god ben? Ze pikte me er zo uit.
Ik werd trouwens direct gestraft voor mijn hoogmoed, want de gids van de pelgrimsgroep hield niet van treuzelen. We moesten op een holletje achter haar aan rennen.
Ik heb het nog steeds geweldig naar mijn zin. Laat ik het zo zeggen: de afwas lokt nog niet!
Klimmen, klimmen, klimmen
Om half acht ben ik vertrokken en toen moest ik klimmen van 600 meter naar 1360 meter. Het was erg steil, maar een wondermooie route. Het was vandaag heel rustig, ik heb af en toe uiteraard wel een pelgrim gezien en een praatje gemaakt, maar het viel erg mee met de drukte. Ik heb lekker gelopen.
In O Cebreiro ben ik de kerk ingelopen om het wonder te aanschouwen. Er schijnt een priester geweest te zijn die de mis las, maar in de kerk was alleen maar één boer, die omhoog was geklommen. De priester vond het maar niks en vond de boer eigenlijk een ezel omdat die helemaal naar boven was geklommen voor een beetje brood en een slokje wijn. Op dat moment veranderde de hostie in vlees en de wijn in bloed. Dus Dus God strafte meteen.
In de kerk zijn nu het betreffende schaaltje en de wijnkelk te zien. De kelk wordt ook wel de Gallische graal genoemd en er zijn bedevaarten naar toe. Er branden ook heel erg veel echte kaarsen en ik heb er ook een kaars opgestoken voor al mijn vrienden en familie.
Verder heb ik er ook een Gallisch huis bekeken Dat zijn heel lage huizen van stenen uit de bergen met een heel groot rieten dak, bijna tot op de grond. 
Al snel koffie
Het voordeel van de Camino Frances: je gaat om half zeven weg en om tien voor zeven kun je al koffie krijgen! Ton, bedankt voor je routebeschrijving met plaatsen en overnachtingen. Ik moet zeggen dat ik de route van vandaag wel goed herkende. Maar wat een verschil met zeven jaar geleden. Ik herinner me dat we toen op een autoweg liepen en iedere keer opzij moesten springen voor de auto’s. Nu ligt er een keurig wandelpad langs de weg. Alles is dus goed georganiseerd en geprofessionaliseerd. Je kunt ook alles krijgen onderweg wat je nodig mocht hebben. Het nadeel is toch wel de grote drukte. Onderweg overdag gaat het nog wel, maar op de Camino de Levante was het spannend omdat ik niet wist of er ergens wel slaapgelegenheid was, hier is het spannend of er nog wel ergens plaats voor je is. Daar moet je echt rekening mee houden, dus je kunt niet ergens laat aankomen. Dus Ton (andere), je hebt gelijk om richting Ourense te kiezen. Als ik dit van tevoren had geweten, had ik dat misschien ook wel gedaan. Hoewel? Vanwege het grote verschil is dit toch ook wel weer erg leuk. En hier heb je het Cruz de Ferro. Dat maakte toch weer veel indruk op mij. Het was lekker dat ik daar nu alleen was. Als je die berg stenen ziet, denk je onwillekeurig: “Dit is een berg vol emoties”.
Gisteravond om half tien kwam er nog een stel mensen aan. Zij hadden hun bagage allemaal in een winkelwagentje geladen. Bovenop zat een kat. Hij moest de kar duwen en zij moest overal gaan vragen of er nog plaats was. Het was een zot gezicht, maar ja, ieder zijn camino.
Gisteravond heb ik een Nederlander ontmoet, die ook Theo heet en precies even oud is als ik. Hij is op zijn zevende jaar geëmigreerd naar Australië, maar vertelde dat hij zich nog altijd meer thuis voelt in Europa dan in Australië. Hij spreekt ook nog perfect Nederlands. Zijn vrouw is een echte Australische, maar vindt Europa ook leuker. Een aantal jaren geleden is hij in zes jaar tijd met een zeilboot van Australië naar Amsterdam gevaren en is vervolgens anderhalf jaar met zijn boot hier blijven liggen. Hij heeft ook in Zaandam bij het eiland gelegen en zijn oudste zoon is in Zaandam op school geweest.
Toen ik vanmorgen vertrok, ben ik twee keer iemand voorbij gelopen, die aan de kant van de weg in de slaapzak lag te slapen. Ik weet niet of dit bij gebrek aan een albergue was of omdat ze ervoor gekozen hebben.
Het is nu prachtig weer geworden. Althans, dat vind ik, want vanmorgen passeerden mij twee Spanjaarden die er kennelijk heel anders over dachten: zij liepen diep weggedoken in een winterjack en met handschoenen aan. Ik liep daarentegen in korte broek en in T-shirt. Zeg nou zelf: bij 24 graden hoef je toch niet meer in je winterkleren te lopen?
Om één uur ben ik na 24 km gestopt in Vega de Valcarre en ik zit nu in een paradijselijke refugio, minstens vier sterren waard. Stel je voor: een woonhuis, waar op de eerste verdieping de eigenaar woont en waar beneden een slaapzaal voor maximaal twintig personen en een restaurant is. Stel je vervolgens voor dat er warme douches, een wasmachine en een droger zijn. Maar stel je vooral voor dat er een tuin is met een gazon, waar zonnestoelen en parasols zijn. En stel je dan ook even voor: Theo, die in zo’n stoel aan de oever van een kabbelend beekje aan het eind van de tuin zijn sigaartje zit te roken! Ik weet het, het is misschien pijnlijk voor jullie.
Straks keer ik weer terug tot aardse sferen en ga kijken of ik ergens onderbroeken kan kopen, want door mijn voorzichtige behandeling komen er overal gaten in. Dan ga ik vervolgens kijken wat ik uit mijn rugzak weg kan gooien. Maar nu eerst nog even genieten!
Ik heb tot mijn schrik net een bordje op de deur zien hangen, waarop staat dat het naar Santiago nog maar 170 km is. Kijk, dat had ik nu even niet hoeven te weten!
De mooiste credencial
Het was een heel erg mooie dag. Het weer was prachtig, vanmorgen zo’n 18 graden en vanmiddag 24 graden. Heerlijk weer om te wandelen dus. En dat heb ik 24 km lang gedaan. Onderweg viel de drukte eigenlijk best mee. Het eerste stuk liep ik zelfs helemaal alleen. Daarna waren er wel meer mensen, maar het was niet echt heel erg druk. Onderweg heb ik drie charmante dames ontmoet uit St. Franciso en San Diego. Die hebben mij koekjes gegeven, want ze hadden veel te veel koekjes gekocht en dat was te zwaar.
Ja, op deze camino ontmoet je wel weer veel mensen van allerlei soort en dat is ook wel weer erg leuk.
Onderweg kwam ik langs een meneer en die had een tafeltje buiten staan met sinaasappels en bananen. Daar mocht je zoveel van nemen als je wilde. Er stond een persje bij, zodat je de sinaasappelen kon uitpersen en een glas vers sap maken. Wat het kostte? “Je geeft maar wat je kunt missen”. Geweldig toch? En het mooiste is dat hij in plaats van een stempel een mooie tekening maakte in mijn credencial. Het duurde een kwartiertje, maar nu heb ik de mooiste credencial van de camino!
Al valt onderweg de drukte wel mee, in de refugio’s is het gigantisch druk. Al mijn volgelingen die me zo graag in een refugio zien slapen in plaats van in een parador, kunnen nu tevreden zijn. Ik lig in de refugio van Cacabelos. De refugio is om de kerk heen gebouwd. Het zijn allemaal hokjes van niet meer dan een meter of twee in het vierkant. In die hokjes staan twee stapelbedden en omdat het zo druk is, ligt er tussen die twee stapelbedden nog een matras. Ik moet zuinig zijn met mijn mobiel, want iedereen wil uiteraard opladen en ik kom er gewoon niet tussen. Zo zie je maar weer: elk voordeel heeft zijn nadeel en omgekeerd.
Geen plaats in de herberg
Vanmorgen ben ik fris en monter om kwart over zeven vertrokken uit Astorga. Het is mij gisteren uiteindelijk toch gelukt een schijfje voor de camera te bemachtigen, dus er kan weer gefilmd worden. Het wordt wel wat eentonig om te vertellen, maar ik wandel, wandel, wandel. Ik wandel tezamen met enkele honderden pelgrims nu. Vanmorgen heb ik in twee uur tijd vaker “Buen camino” geroepen dan in de zes weken hiervoor. In het begin loopt natuurlijk iedereen bij elkaar, later dunt het wel meer uit.
Vorige keer heb ik in Rabanal geslapen, nu heb ik er een boccadillo gegeten en chocolademelk gedronken. De bedoeling was dat ik vandaag tot Foncebadon zou lopen. Toen ik daar aankwam, betrok net de lucht, het werd bewolkt en donker. Ik dacht: “Ja, wat moet ik hier eigenlijk de hele verdere middag zitten doen? Als ik nu doorloop naar het cruz de Ferro loop ik achter de hele meute aan en is het daar wellicht lekker rustig”. Zo gedacht, zo gedaan. De route naar boven is erg mooi en inderdaad was het erg rustig bij het cruz de Ferro. Dat was heel prettig en ik heb aan jullie allemaal gedacht. Ik was eerst helemaal alleen, later kwam er een Hollander op de fiets. We hebben een praatje gemaakt, foto’s van elkaar genomen, samen een reep chocola gegeten en een sigaartje gerookt. Daarna zijn we ieder weer onze eigen weg verder gegaan.
De eerste refugio die ik bij het afdalen zag was in Manjarin. Dat was helemaal niks, een ‘Peppie-en-Kokkie’-refugio. Allemaal borden en vlaggen aan de buitenkant en een of andere alternatieveling die de refugio beheert. Dus ik ben doorgelopen naar El Acebo. Het pad naar beneden was een moeilijk pad met veel losse stenen en zo, maar alles ging prima. De problemen begonnen pas in El Acebo zelf. Ik ging naar de eerste herberg: vol, ik ging naar de tweede: vol, ik ging naar de derde: vol. Dan maar naar een casa rural. Die is wel duurder, maar je moet toch wat. Ik ging naar de eerste casa: vol, ik ging naar de tweede: vol, ik ging naar de derde: vol, ik ging naar de vierde: vol! Toen waren alle overnachtingsplaatsen op. In de casa, waar ik het laatst was, zei de eigenaar: “Ik heb een collega in het volgende dorp en ik denk dat hij misschien wel plaats heeft, ik bel hem wel even. Meestal komt hij je dan hier ophalen”. Dat leek me wel wat. Er werd gebeld en gelukkig was er nog een kamer voor mij. Maar de mevrouw daar was er alleen en verwachtte nog gasten, dus kon me echt niet op komen halen. Dus zat er niets anders op dan nog maar eens 3,5 km naar beneden te lopen. Naast de route loopt de autoweg en die wordt volgens mij alleen maar gebruikt door fietsende pelgrims en busjes, waarin pelgrims vervoerd worden. Maar ik liep en liep.
Al met al heb ik vandaag vanaf vanmorgen kwart over zeven tot vanavond half zeven gelopen en de respectabele afstand van 42 km afgelegd! Gery vond het zielig voor me, maar dat was het niet. Het was toch een hele mooie dag voor me met mooi weer en maar even dreigende wolken, waar toch geen regen uit kwam.
En als beloning zit ik nu in Riego de Ambros in een schitterende kamer met een badkamer en…. een balkon om in de zon lekker mijn sigaartje te roken. Dat alles kost me maar € 20. Dus niemand hoeft medelijden met me te hebben.
Camino Frances
Elke dag is het hier mooi weer tot de middag en na de middag betrekt de lucht en verdwijnt de zon. Maar goed, zolang het maar droog blijft mopper ik niet.
Vanmorgen waren we de sleutel van de albergue kwijt. Die moesten we in een bakje leggen. Ik heb dus aan iedereen gevraagd waar die sleutel gebleven was. Niemand had hem en toen bedachten we gezamenlijk dat de beheerster de sleutel had meegenomen. Dus trokken wij de deur achter ons dicht en vertrokken. Ik heb tegen Carlos gezegd dat hij gewoon door moet lopen, want hij loopt veel harder dan ik. Ik wil gewoon mijn eigen tempo lopen. Bovendien kletst hij je de hele dag de oren van je hoofd. Het is een aardige knul, dat wel, maar ik loop net zo lief alleen. Na 1,5 km zag ik al een bar, dus snel naar binnen voor de koffie. Dan kan ik meteen mijn medicijnen innemen, dus ik greep in mijn broekzak naar de medicijnen en wat haal ik tevoorschijn? Juist, de sleutel van de albergue. Dus na de koffie eerst maar weer 1,5 km terug om de sleutel af te leveren.
Het was vandaag een hele mooie route. het leek wel een beetje op de Veluwe: zandgrond, bossen met grote open stukken ertussen, erg mooi. Ik heb een hert gezien en een buizerd, maar beiden deden niet aan public relations voor de natuur, want ze stopten niet even om zich te laten filmen. De wegen waren goed begaanbaar, het waren zandwegen en dat loopt lekker. Bovendien zag ik af en toe in het zand een boodschap in grote letters van Carlos: “Theo, animo”. Wij zouden zeggen: “Houd er de moed maar in”.
Ongeveer 5 km voor Astorga klopte mijn gidsje niet meer, ik zag ook geen gele pijlen meer en ben daardoor 4 km omgelopen, dus ik heb er vandaag 28 km opzitten. Ik was weer van plan om het eerste het beste hotel te nemen, dat op mijn weg kwam en dat heb ik dus gedaan. Ik zit nu in een eenvoudig pensionnetje, maar er is niets op aan te merken en ik betaal nu € 20. Vanmiddag heb ik er gegeten voor € 9. Ja, ik kan ook wel eens zuinig zijn, hoor.
Na het eten ben ik op zoek gegaan naar een goede fotowinkel voor een schijfje in mijn camera, want het schijfje dat ik een paar dagen geleden heb aangeschaft, is volgens mij voor een mobiele telefoon. Ik wil niet het risico nemen dat ik niet meer kan filmen onderweg, dus toen ik zo gauw geen winkel zag, dacht ik: “Even naar de VVV”. Mooi mis, het is maandag en dan is de VVV gesloten, ook op tweede Pinksterdag. Lijkt me niet zo handig op een feestdag, maar ja.
Ik ben nu weer op de Camino Frances en ik ben meteen in een andere wereld. Alles is hier te koop: wandelstokken, petjes en weet ik wat al niet meer. Alle dingen waar ik me soms onderweg rot naar heb lopen zoeken, liggen hier in Astorga voor het grijpen.
Het bulkt hier echt van de pelgrims, je herkent ze van heinde en verre. In het pension stonden ze ook al op de deur te kloppen van de douche en ook dat herkende ik van zeven jaar geleden. Dat is typisch de camino Frances.
Astorga, bisschoppelijk paleis van Gaudi
Ik wilde ook even naar het bisschoppelijk paleis van Gaudi, want dat heb ik de vorige keer niet bekeken. Maar ja, het is maandag, ook dat is gesloten, ook al is het dan Pinksteren. Alle pelgrims lopen langs me heen om het paleis te gaan bekijken. Ja jammer dan, maandag is maandag en dicht is dicht. Heerlijk land.
Ik heb nu op één middag al meer pelgrims gezien dan in alle weken hiervoor. Ik zei tegen Gery dat ze ongeveer gelijk met mij uit St Jean pied de Port vertrokken waren, maar Gery zei dat dat niet kan, omdat dat 400 km korter is dan mijn route. “Nou ja”, zei ik, “die paar kilometers”. Daarna realiseerde ik me eigenlijk pas dat dat wel ongeveer 3 weken lopen is.









